2 10
I. Afdeel, afneemen, haar verkoopen en een ander geeven
II. Hoofd-aan den Man. Even zo gaat het, wanneer de
Vrouw het eerd klaagt over haaren Egtgenoot,
want dan laat men ze in Vryheid en neemt haar
van den Man af.
De Mingreliers zyn, volgens ’t Berigt van de
Reizigers, immer zo fchoon en wel gemaakt als
die van Georgieof Cirkaffie, en hetfchynt dat
deeze drie Volkeren maar een zelfde Ras van
Menfchen uitmaaken. In Mingrelie, zegt Char-
din , vindt men Vrouwsperfoonen van wonder-
baare Schoonheid , in wier Gelaat en Poduur een
ongemeene Deftigheid doordraalt: zyhebben,
bovendien, zo bevallige Lonken, dat iedereen,
die ze aanziet , daar door ingenomen wordt.
-Zodanigen, onder haar, die minder fchoon zyn
en bejaard worden, blanketten zig afgryslyk en
befchilderen haar geheele Aangezigt, Wangen,
Wenkbrauwen, Voorhoofd, Neus en Kin; de
anderen vergenoegen zig met de Wenkbraauwen
te kleuren. Zy fchikken zig op zo veel zy kunnen.
Haar Gewaad zweemt naar dat der Perfi-
aanfche Vrouwen: zy draagen een Sluijer, die
maar het bovenfte en agterfle van het Hoofd
bedekt: zy zyn fchrander, beleefd en zeermin-
zugtig, maar te gelyk zeer trouwloos: daar is
geen kwaadaartigheid te bedenken, die zy niet
-in ’t werk flellen om zig Minnaars te verkrygen,
om die te behouden of den hals te breeken.
Kwaad aar- De Mannen van dat Land hebben ook veele
Mingrete- ^waade hoedanigheden. Zy brengen hunne Kinjren.
de
deren tot Steelen en Rooven op; zy maaken I.Afdeel.
’et hun Werk van, Hellen ’er hun Vermaak in, II-Hoofd-
STUJi;.
en hunne Glorie; zy vertellen, met een ongemeen
genoegen, de Rooveryën, die door hun
gepleegd zyn , en beroemen zig daar op ten
hoogden : de Leugen , Dievery en Moord,
voeren by hun den'naam van heerlyke Daaden:
Veelwyvery , Overfpel en Bloedfchande , is
onder deeze Volkeren gemeen. Men ontfehaakt
elkander de Vrouwen; men gebruikt , zonder
fchroom, zyne Moeije en de Moeije van zyn
Vrouw: men trouwt twee of drie Vrouwen te
gelyk en ieder onderhoudt zo veel Bywyven
als hy wil, wordende een Man zo veel aan-
zienlyker en vermogender gefchat, hoe meer
Vrouwen hy heeft.
De jaloersheid heerfcht weinig in Mingrelie ,
en wanneer een Man zyne Vrouw op de daad
met eenen Minnaar betrapt, heeft hy Regt om
hem te dwingen dat hy Boete geeve, neemende
zelden daar van een andere Wraak. Die Boete
bedaat in een Speenvarken, waar van zy met
hun drieën eeten. Zy geeven voor, dat het een
zeer pryswaardige gewoonte z y , veel Vrouwen
en Bywyven te hebben, om dat men dus meer
Kinderen teelt, die weder voordeel aanbrengen,
door ze voor gereed Geld te verkoopen of te
verruilen voor Huisraad, Kleederen en Levensmiddelen.
Ook zyn de Slaaven in dit Land niet
duur : Mansperfoonen, van vyf-en-twintig tot
veertig Jaarenoud, koden niet meer dan vyftien
I . D ks i. i Stuk, O 2 KrOO