I. 'Afdeel. ° f het heeft, hier of daar,' eenige Vlak aan ’t
I I . H o o f d -Lighaam. Geen Vrouw is ’er, welke in den
s t u k . tyd haarer Zwangerheid niet wel iets voorkomt,
, waar op haare verbeelding werkt; die niet zom-
tyds door Driften vervoerd wordt, om iets met
kragt te begeeren, of door Ontfteltenis wordt
aangedaan. Zo nu het Geval wil, dat dé een
o f andere Vlak, in het ter wereld gebragte
Kind , betrekkelyk kan gemaakt worden tot
iets, dat de Kraamvrouw heugt zig wedervaren
o f ontmoet te zyn, zal men zulks eenMoé-
dervlak noemen. De Vraag is, of dit met reden
gefchiede, en of de Inbeelding van de genen
, die ’er overeenkom!! in vinden, niet meer
daar aan toebrenge dan de Moeder?
Gevoelen Maar zal men zeggen, deeze Vlakken heb-
Buffon. ben dit byzoiiders, en zyn daar aan kenbaar ,
dat zy als ’t in den tyd van de Vrugten is, wek
ker gedaante zy uitdrukken; by voorbeeld van
Aardbeijen, Kerfen, Moerbeziën, o f wat dies
meer is, van kleur veranderen. Ik zal hier by-
brengen wat de Heer d e Buffon, dien aangaande,
zegt. „ Met een weinig meer oplettend-
„ heid en minder vooroordeel, zou men deeze
„ kleur der Vlakken van het Vel veel menig-
,, vuldiger zien veranderen: dit moet telkens
■ „ gebeuren, zo menigmaal de beweeging van
„ het Bloed verfneld wordt en deeze uitwerking
„ heeft vooral plaats in den Zomertyd, wan-
„ neer de Warmte van de Lugt de Vrugten ryp
,, maakt. Deeze Vlakken zyn altoos g e e l, o f
„ rood,
, TODd, o f zwart, wanneer het Bloed deeze 1.Afdeel,
koleur geeft aan het V e l, om dat het met te II.Hoofd-
„ groote veelheid in de Vaatjes dringt, waar
„ mede de Huid is doorvlogten. Indien deeze
„ Vlakken uit de beluftheid der Moeder ont-
j, ftaan, hoe komt het dan dat zy nietzoveel-
„ derley figuuren en koleuren hebben, als de
„ Onderwerpen van die beluftheid ? Welke zon-
„ derlinge Afbeeldingen zou men niet in deeze
„ Vlakken zien, indien de ongeregelde Luften
„ van de Moeder altemaal zig op de Huid van
„ ’t Kind vertoonden” ? ' #
t Is zeker dat de Vrugt, nog in haare Vlie-
zen vervat, zynde, geen gemeenfehap heeft met ;n de \ rugt.
de uitwendige Lugt, endatzy, bygevolg, geen
Adem haalt, De Long van zulk een Vrugt
-dryft niet, maar zinkt i n ’t Water: weshalve
deeze Proef gebruikt wordt om te onderzoeken,
o f een Kind geleefd heeft o f niet. Egter wil
men zig wys maaken, fomtyds gehoord te hebben,
dat de Vrugt zugtte, fteende of fchreide;
doch dit zyn fabelen, enkel toe tefchryven aan
’t Geluid, ’t welk de Winden maaken in het
Lighaam. Alleenlyk kan het gebeuren, dat tegen
den tyd der Verloffinge, na het breeken
der Vliezen, het Kind begint Adem te haaien
eer het ter wereld is gekomen, en dat het dan
ook fchrcit. T e vooren mift het den Omloop
vati ’t Bloed door de Longen, welke de Adera-
haaling veroorzaakt, en het Bloed gaat ten dee-
le uit het regter Oor van ’t Hart in het ftinker
1 , D s ï i . x Stuk, V 2 O V d