1 9 5 B E S C H R Y y i N C
I. Afdeel, heid. Immers het is bekend, dat de zogcnaam-
II. Hoofd de Hardloopers, in dat opzigt, niet voor de
Paarden zwigten, blyvende altyd voor uit, hoe
fterk ook gedraafd worde.] Een Man, hetloo-
pen gewoon, zal dag voor dag meer wegs afleggen
dan een Paard, en, indien hy maar e-
ven ver gaat, zal hy, zo lang geloopen hebbende
dat het Paard afgereeden is, nog in ftaat
zyn, om zynen Togt zonder Ongemak te vervolgen.
Vermeer- De befchaafde Menfch kent zyne kragten niet,
dering van . , , , L .
zyn Kragt. noch weet hoe veel hy er door oefening en gewoonte
van verkrygen zou kunnen, dat hem door
een gemakkelyk Leven thans ontbreekt, ’t Is'
waar, men vindt onder ons ook eenige weinige
Menfchen van een byna ongelooflyke Iterkte,
[en de Ondervinding leert, in de droevige Gevallen
van Stuipen, Ylhoofdigheid en Dolheid,
welk een klein gedeelte van zyn natuurlyke
kragt de Menfch gewoonlyk oefent. Immers,
men heeft dolle Menfchen, door 't krabben
met de Vingeren alleen, een Gat zien maaken
in een dikken vallen Muur, daar men met Yze-
ren Werktuigen veel moeite toe gehad zou hebben.
Ook worden uit hoofde van Weddenschappen,
nu en dan Voorbeelden getoond van
onbegrypelyke fnelheid en kragt:] doch dit Ge-
fchenk van de Natuur, dat den Menfch zeer veel
waardig zoude zyn indien het tot zyne verdediging
o f tot een nuttigen Arbeid aangelegd wer-
de, is van weinig dienft in eene Burgerlyke
Maat-
Al
v a n d e n M e n s c h . m
Maatfchappy, daar de Geelt meer doet dan het j. Afdeel.
Lighaam, en de Arbeid der Handen het lot al- II Hoofd-
leen is der Menfchen van ’t geringde looit. STÜKi
[Ondertuffchen is deeze bekwaamheid van den Door
Geelt, niet alleen om den Menfch den Ar-Werktui"
gen re gebeid,
waar tce hy bekwaam is , met meer ge-bruiken.
mak en minder vermoeijing te doen volbrengen;
maar ook om hem een ongelyk grooter kragt te
helpen oefenen, dan eenig Dier kan doen, van
een onbefchryflyke nuttigheid in de Samenlee-
ving. Door dit middel weet hy die verbaaZen-
de Gevaarten van Oorlogfchepen in ’t Water
te brengen, over zyde te krengen en weder
regt te zetten, op te ligten, ja, wanneer zy
onder Water, en zelfs in den Modder gezonken
z y n , daar weder uit te haaien; een byna ongelooflyke
doch niettemin gebeurde Zaak (*).
Ploe zou men anders ontilbaar zwaare Balken
en Steenen kunnen brengen in het bovenlte van
hooge Gebouwen en Toorens? Is ’er dus eene
bepaaling aan de Menfchelyke kragt, welke,
door Konlt geholpen, die der Clyphanten verte
boven gaat? Men heeft daar van een ander
Voorbeeld gezien, in het uit den grond delven,
vervoeren, opregten en op zyn Voetltuk zetten,
van die fraaije Obelisk voor de St. Pie-
ters Kerk te Rome, zynde een Stuk Graniet-
Steen van omtrent een millioen Ponden zwaar ( f ).]
Ver-
(*) Zie Mem. deMdth.C? Fhyfiq. T om.IT. pag. ^oi: vergeleek
en met N o l l e t A ’ u tttttrk . L f f f e n IT, D.lJ.Sfnbl 6 6 4 ,
(f) Zie Iveiszlers Reizen II. St. bladz. 16j , 166.
ó