niet van het Collegie van den Vrije te bekomen of daaraan gehoor-
xaam te zijn , ook ging men van de geslagen vonnissen niet in hoo-
gcr beroep naar dat Collegie, maar naar den Raad van Vlaandercn ;
het droeg echler zÿn aandeel in de omslagen,
Het is zeer oud en schijnt tot de Zonnçleenen (Foeda Solaria) be-
hoord te hebbcn. Hét ging over van het geslacht d e B i e n s t , dal voor
een tak van B o r s s e l e gekouden wordt, in dat van L a b w e r e in ; van
dezen in dat van l e B o e u f , voorts aan M a s s i e t en eindelÿk aan de
familie V b r a n n em a n , die daarvan bezitter was, tocn , bij den.inval der
Fianscbcn in 1794, de heerlÿke regten vernietigd werden. De laat-
ste Leenbeer was de zelfde als die van dé- heerl. W a t e r l a n d , namelijk
J e a n C h a r l e s V e r a n n e b a n , meest, met toevoeging der geslachtsnaam
zijner echtgenoote, bekend onder den naam van V e r a n n e b a n d e l P a r d o .
W a t e r v l i e t leed veel door watervloeden. Het werd overstroomd den
22 November 1377; ook den 1 November 1370, doch werd telkens
geheel of gedeeltclijk herdijkt.
Na de vernietiging der heerlijke regten , bleef .bet als gemeente be-
slaan ; maar toen in 1814 Staats-Vlaanderen met Nederland hereenigd
werd , is al wat op Nederlandschen bodem lig t, daarvan afgescheiden
cn aan IJzendijke gekomcn.
Het overgeblevene van de gemeente, met het dorp en het zooge-
noemd kasteeltje, in België gelegen zijnde , zal hier niet verder be-
schreven worden: alleen merken w ij aan, dat W a t e r v l i e t O u d t ijd s
onder de onbeslotene steden van Viaanderen» behoorde en daarom soms
onder den naam van stad voorkomt ; dat in de kerk een zeer beroemd
orgel i s , hetgeen geacht wordt onder de beste in die streken .te mögen
geteld worden.
Het wapen der heerl. bestond uit een schild van keel, met drie ge-
tande fasces van zilver, verzeld van boven ter regter zijde van eene
zespuntige ster, ter linkerzijde van eene liggende halve maan en *van
onder van eene lelie , alles van goud. Het is thans het wapen der
gemeente van dien naam.
WATERVLIET , huit, inhetbalj. van Brederode, prov. Noord-Hol-
land , arr. en 2 u. N. •van Haarlem, kant. en % u. Z. van Beverwtjk ,
gem. en | u. N. van Velsen.
Dit buit. beslaat, met de daartoe behoorende gronden, eene opper-
vlakte van 10 bund. 73 v. r. 93 v- cl., en wordt thans in eigeqdom
bezeten door den Heer J a n J a c o b v a n V o o r s t , woonachtig te Amsterdam.
Vroeger behoorde hiertoe ook eene uitgestrektheid van nog ruim 60 bund.
wel aangelegde boschgronden, met overschoone wandeldreven, tuinsie-
raden en aanleg van kunst, waaronder een berg van tamelijke hoogte,
van waar men een overschoon gezigt heeft over de omstreken — doch
dit Overb o sc h van Wa t e r v l i e t is, bij den verkoop in 1842,
van de voorplaats afgescheiden geraakt en behoort thans in eigeadom
aan Jonkvrouwe M. L. E l i a s , te Amsterdam.
■ WATERVLIET, buit. op het eil. tholen, prov. Zeeland, distr.,
arr. en 6 u, Z. Ö. van Zierikzee, kant., gem. en § u. N. van
Tholen.
Dit buit. beslaat, met de daartoe behoorende gronden, eene opper-
vlakte van 77 bupd. 3 v. r. 20 v. eil,, en wordt in eigendom bezeten
door Mevrouw de wed. van den Heer F r a n ç o i s E r b em n s geb. P a s -
p o o r t , wonende te Middelburg.
WATERVLIET , voorm. plant, in Nederlands-Guiana, kol. Suriname,
aen de Suriname, ter linkerzijde in het afvaren ; palende
hoveuwaarls aan dp suikerplant. Nahamoe, benedenwaarls aan den bontgrond
Overbrug. .
WATERVLIET, plant, in West-Indie, op het eil. Cura^ao, m de
Oost-Divisie, N. W. van den Middenseinpost.
WATERVLIET (HET HU1S-TE-) of H o e - t e -W a t e r v l i e t , voorm.
adell. h., op het eil. Zuid-Beveland, prov. Zeeland, arr. en 1 | u.
Z. W. van Goes, kant!, gem. en in het midden van het dorp Heinkenszand.
.
Dit adell. h. is , nadat het door gedurigo yferbouwingen de oorspron-
kelijke gedaante geheel verloren had , in het laatst der vorige eeuw
geheel verdwenen. Terplaatse, waar het gestaan heeft, ziet men thans
boerenwoningen. De daartoe behoord bebbende gronden , beslaande
eene oppervlakte van ruim 30 bund. worden thans in eigendom bezeten
door en maken deel uit, van de boerenhofstede met heerenhuizinge
toebehoorende aan den Heer C . v a n C i t t e r s en van de hofstede van
den Heer H; G. d e P e r p o n c u e r , beide in of aan genoemd dorp gelegen.
WATERW1JK, suikerplant. in Piederlands-Guiana, kol. Suriname,
aan de Pericakreek, ter regterzijde in het afvaren ; palende bovenwaarts
aan bet verl. Land-van-Onvergenoegd , benedenwaarts aan de suikcrpl.
Rustenburg ; 1223 akk. groot; met 107 slaven. De Negers noemen
haar K a u -b r o k o of V e i r a . . . . v
WATES, d. in Oost-lndie, op het Sundasche eil. Java, resid. Kadoe,
ads. res. JHagelang. ~
WATIBREN, d. in Oosl-lndie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Rembang, reg. Blora,
WAT1CA, voorm. hof, vermeld als gelegen bij Tte l, prov. Gelderland,
welke C o n r a d , de twee cn twintigjte Bisschop van Utrecht, in
het jaar 1088 aan Gravin A l e i d in precarium gaf , en waarschijnlijk
gelegen heeft, waar men thans het dorp W a d e n o i j e n aantreft. Zie
dal woord.
WATIDAL, d. in Oost-lndie, op het eil. Larrat, een der Zuidoos-
ter-eilanden-van-Banda, op de Westkust aan den ingang van de Timor-
Lautstraat, en waar deze het naauwst is. De landbouw der bewoners
dient hoofdzakelijk tot eigene behoefte , doch de visscherij van tripang,
schildpadden en karet voorziet in den handel met de vaarluigen welke
van Banda komen.
De Engelschen hadden gedurende hun kortstondig tusschenbestuur
in de Molukko’s , aan de bevolking van W a t i d a l , eene Engelsche vlag
loegezonden. De inwoners hadden die zeer goed bewaard , zonder ooit
daarvan gebruik le maken. Toen men hiervan de reden vroeg, kreeg
nien ten antwoord , dal zij wel gezien hadden , dat dit geene vlag van
de,compagnie was, cn dat zij gecne andere naliedan de Nederlandsche
voor hunne bondgenooten wilden erkennen. Hunne denkbeeiden nopens
ondersebeidene Europesclfe natien zijn vrij zonderling. Zij houden alleen
de Orang-Compania voor wäre blanken , en dragen van andere
Europeanen geene kennis. Zij meonen dat de Engelschen binnenlandsche
bergbewoners of Orang-goenong zijn , gelijk bij hen de inwoners van
Timor-Laut, en andere min bcschaafde Volkeren. Zij noemen zieh zel-
ven Anak-Compania (kinderen der Compagnie).
Men vindt bij hen geen afgodsbeelden. Bij het doen van gebeden , wenden
zij zieh hemelwaarts ; zij erkennen of gelooven aan een Opperwezen.
Hunne godsdienstbegrippen gaan, zoo als doorgaans bij deze onbeschaafde
Volkeren, veelal met het ruwste bygeloof gepaard. Zij zijn echter niet
geheel afkeerig van de Cbrislclijke godsdienst, inlegendeel betuigen zij,