Men verhaalt vertier, dat het eiland, eerst omtrent bet jaar 1 2 8 8 ,
met den naam van W o l ph a a b s d ijk is vernoerad geworden. Ook dit is
niet ju is t; want, zoo het vroeger bestaun heeft, zal het ook wel vroeger
eenen naam hebben gehad , en daar er nu geen andere voor wordt in
de plaats gegeven , mögen wij het er voor houden , dat W o e ph a a b s -
d i j k de eigcnlijke, eerste cn oorspronkelijke naam is. Er is ook niets
oneigenaardigs in. F u l f b e a b d , W o e f a b t , is eene aloude Angelsaxische,
Friesche en Zeeuwsche naam, die van de vijfde eeuw af wordl aange-
troffen , en zeker nog wel ouder zal zgn. Dat Vader S t ö b e (1) van
den Watervloed van 1287 zegt:
WL. ^ ß ß ia n t t e r b r a n r fßftßtUiiß
^ D i iö ß c 3öDaic'örcn ßti JJ^atfaert^bifiß
hewijst alleen , dat die naam reeds toen algemeen in zwang was. Dit
bläkt al mede uit een charter van Graaf F l o iu s V d.d. 29 Mei 1270 ,
waarbij hij eenige , door overlijden aan hem vervallene , Officia in W ol-
farsdike aan eenen nieuwen leenraan opdraagt. Ook hadden de Wol-
phaarsdijksche ambachten iets eigenaardigs. Zij waren destijds reeds
gemeene ambachten , die door allen gezainenlijk bezeten werden , hoe-
zeer sommigen zieh naar de ambachten meer bepaald vernoemden , het-
geen het waarsebijnlijk maakt, dat het geheel allereerst was in het
bezit van een persoon, wiens afstammelingen of erven de bezitting in
haar geheel lieten , maar de opbrengsl naar gelang van ieders aanspra-
ken deelden.
S a b b i n g e was het hoofdambacht en lag in hetmidden. Wij weten er
van , dat het in het begin der dertiende eeuw reeds bestond en in aan-
zien was ; want G il l is v a n S a b bin ge komt in de brieven van 1208 tot
1213 bij herbaling onder de Edelen voor. Het had , volgens de do-
meinrekening van 1332, eenen omvang van 1430 gemeten. Thans lelt
de Oud-Sabbinge-polder nog geen 516 gemeten, maar tot het ambacht
behooren, behalve het Z u i d e r l a n d en de Ni e uw- S a b b i n g e -
p o l d e r , ook nog gedeelten van het We s t e r l a n d en bet Oos t er -
land. De noordelijke verliezen zijn nog niet herwonnen. • In Oud-
S a b b i n g e vindt men nog het dorp van dien naam, ook wel het
Oudedorp gcheeten, waar voorheen meer Edelen hunne woningen
hadden, rondom eene vrij aanzienlijke kerk , welkerfoverblijfselen, thans
geheel opgeruimd , staan afgebeeld in den Zeeuteschen Volksalmanah
voor 1837; terwijl op weinige schreden afstands zieh het H u i s - t e -
S a b b i n g e verhief , waarvan het overschot thans tot eene boerenhof-
slede is ingerigt. Vergeljjk voorts het art. S abbin ge en het daar ge-
zegde , aangaandc bet wapen.
Oos t k e r k e lag, .blijkens den naam , ten 0 . van Sabbinge. Ridder
G a n s van O o s t k e b k e , komt in 1318 voor. Het ambacht w a s in 1322
groot 880 gemeten, maar ging weinige jaren later verloren , en bleef
drijvende tot in 1370 ; toen een gedeelte er van herwonnen werd in den
Oos t e r la n d s eben - p ol d e r, groot 913 gemeten, van welke even-
wel slechls 642 tot O o s t k e r k e behoorden. Het strekt zieh van
den Helleweelschen weg (2) oostwaarts op uit tot tegen de grens van
(i) Boek IV , vs, 521 en 522.
(2J Op de kaarten van H a t t i n s a van den molen a f noordwaarts loopende. Da
molen Staat ten W. van straksgenoemden Papehhoek. Vergelpk J. a b U t k k c h t D rb s -
s e l h ü i s , Godsdienstleer d e r Aloude Seelanders, bl. 13.
Tlonpersdijk en bevat voorts de len Z. aanpalende gründen. Het bijzonder
wapen van Oostkerke bestond uit drie wassende manen van zilver, op
een veld van azuur. In den zuidelijken hoek van den Oost.erlandsche-
polder, vindt men, sedert het laatste gedeelte van de zesliende eeuw,
het tegepwoordige dorp O o s t k e b k e . Zie dat art.
We s t k e r k e lag ten W. van Sabbinge. Het bevalte in 1532 in
het gebcel 1447 gemeten , en nog 6 0 0 , die onder den naam yan Müden
verantwoord werden, onder welken naam zieh ook sommige Edelen
onderscheidden , zooals W ie e em G ie e is z . van d e b M bden , die in 1290
in aanzien was. Welligt deden zij het niet naar het hoofdambacht,
omdat er te dier tijde reeds eene familie bestond , die zieh van b e b
W e s tk e b k e noemde , naar het dorp van dien naam bij Scherpenisse.
Dat er evenwel ook hier eene kerk stond , blijkt nog ten overvloede
uit een charter van 1516, waarin gesproken wordt van J an R ö t g e b s ,
Pape van der Westkerke in Wolphaarsdijk. Bij die kerk stond een
dorp , en vermits n u , in zeker gedeelte van den tegenwoordigen Wes-
terlandschc-polder, een streek gronds i s , van ongeveer 100 roeden
lengte en 80 breedte, waar men overal oude fundamenten en ook
doodkisten heeft aangetroffen, zoo is het allerwaarschijnlijkst, dat al-
daar hfet d. We s t k e r k e heeft gestaan. Het ambacht is , behalve het
daartoe behoorende zuidelijke gedeelte van den W e s t erla n d se h e n-
polder en den We s t k e r k e - p o Ider, geheel verloren. Het zelfde
geldt Müden, , het straksgenoemde gedeelte van dit ambacht, hetwelk
zijn naam kan ontleend hebben van zijne ligging, juist aan de mon-
den van het Schcnge, de Zuidvliet, de Wijtvliet, de Arne en hetSloe.
Men noemde het ook de P i e t , welke naam nog aan de meest westelijke
punt van den Westkerke-polder wordt gegeven. Men geeft er verschil-
iende beschrijvingen van. R e v g e b sb e b c h noemt het een groot dorp of ste-
deken , met kasteel en haven ; S maeeegange daarentegen , schetst het en-
kel als een bürg Indien de vele overblijfselen van zwarc gebouwen,
welke nog in het jaar 1701 , ten Noordwesten van den tegenwoordigen
Westkerkerpolder , op het strand gevonden en van daar weggehaald werden,
overblijfselen zijn geweest van het oude gebouw , dat in 1568 door
de zee werd vermeesterd , en welks toren nog tot 1812 aan de golven
weerstand bood , dan moet het geheel en al buiten den huldigen ringdijk
hebben gelegen. In den omtrek dier steenhoopen vond men in 1701
ook nog tronken van regelmatig geplante boomen ; terwijl het schor
zelf zieh zoo ver westwaarts uitslrekte, dat men, bij laag water , van het
einde a f, den veerman op het lange hoofd bij Arnemuiden beroepen
kon. Aan dezen laatsten naam ziet men, waarom men dit Müden
door bijvoeging van de P i e t onderscheidde. Van waar diebijnaam ont-
stond zullen wij kunnen opmaken uit het wapen , in verband met eenige
Charters. S u a ee egan ge geeft als wapen van de P ie t, een veld van zilver
met een kruis van sabel, vergezeld van eenen sleutel van keel in clk
kwartier. Dit doet denken aän geestelijke licrkomst of heerschappij. En
werkelijk bestond er zoodanige. Het kapittel van St. Pieter te Utrecht
bezat, al zeer vroeg , op W o e p h a a b s d i jk zoowel als op Bor s s e l e n -,
Z u i d -B e v e l a n d - Bewe s t e n -Y e r s eh e cn JV o o r d - B e v e l a n d ,
de meestc tienden en het aan het bezit daarvan verbondene patronaat-
schap der kerken ; doch verruilde deze , in 1510 , legen andere goede-
ren, aan den Graaf, die in 131 5 , wegens het verheffen daarvan bij
versterf, eene overeenkomst trof met de Edelen , die deze tienden van
St. Pieter in pacht hadden. Bij die overeenkomst, bij welke de Heeren
ook eenige matiging van het patronaatregt bedongen en het regt