grootmocder ( F o k k e K ew e $ma , e c u brooders dbchtcr van O c k o ) , op
Aiirich en Brockmorland kon gcacht worden to hcbbcn ; en weinige jaren
daarna te weten in het jaar 1459, droeg hij zieh in eene volstrcklo
leenroerigheid op aan den Bisscbop van Munster. Hierin is nicts ver-
wondcrlijks , maar wel, dat hij daartoe mede bewogen had de ge-
meente van W e s t e r w o l d e , of, gelijk er in den brief Staat, de gemeene
RaadsmUnnen, onderzaten en inwoners van het gansche land IPester -
wolde, welke, even als in de bescheiden van 1516, gezegd worden
te wonen in de vijf kerspelen Sellingen, Onstwedde, Vlagtwcdde,
Wedde en Loe. Waarschijnlijk verviel nu het Groningcr verbond , maar
E gge slaagde echter niet in de voorgenomene onderwerping der ingc-
zetenen, want die vernieuwden, ten jare 1470, op eigen gczag, en
zonder voorkennis van hem , hun landregt (1), waarin zij zieh toekenden
de keuze des Regters. Of hij nu, daarover te onvreden, bij den Mun-
stcrschen kerkvoogd geen troost gevonden, en daarom zieh tot anderen
gewend hebbe, vindt men niet geboekt, maar bet is zeker, dat hij
in 1474 van de Abdij Corvey ter leen nam het land van W e s t e r w o l d e .
Hoe nu dit stift de grondbeer van W b s t e rw o ld e geworden zij , en diens-
volgens geregtigd was het ter leen uit te gevcn , vindt men niet op-
getcekend , maar in eenen anderen brief van dat zelfde jaar, lezen
wij » dat die beleening van des Abts zijde voorbedongen werd, niet
te mögen strekken tot nadeel der regten , welke de Bisschop van Munster
op W e s t e rw o l d b had , naar inhoud der voorheen gemaaktu verdra-
gen, Dan A ddinga was op die nieuwe verbindtenis zoo stout, dat
hij den landman iD niets racer ontzag. Hieruit ontstond een oploop
TOn het volk, waarin hij dood geslagen werd. Zijn zoon en opvolger
H a jo verbond zieh toen nader met den Bisschop van Munster , wien hij
zijn slot te Wedde in eigendom overdroeg, doch dat weder van hem
ter leen ontving; waarna hij eene bittere wraak. op de inwoners , als
inoordenaren zijns vaders, nam. Nog wreeder dan deze , spiegelde hij
zieh niet aan diens ongeval, maar spaarde zelfs de geestelijkheid niet,
zoodat hij twee Priesters op eene allerwreedaardigste wijze, en wel
den eenen met eigenhand, om het leven bragt. Kort daarna in on-
rmn geraakt met de Groningers over Blijham en Bel ling wolde,, die
hij tot het Westerwoldsche trok, terwiji de Raad van Groningen, als
bezittcr van het Oldambt, die aan dat laatstgenoemde landschap on-
w jj°n® ^ield 5 mocst hij voor de overmagt bukkende, zijn slot te
Wedde overgeven , helwelk terstond , tot vreugde des landmans, ten
gronde toe gesiecht werd. Io plaats nu dat de Munstersehe kerkvoogd
zieh zijnen leenman had aangetrokken , verliet hij dien ; en stond , daar
hij naar de tijden zich.schikte , voor 2800 Rijnscbe guldens (5800 guld.),
aan den Raad van Groningen af al dat regt, hetgeen H a jo en diens
voorouders over W e s t e rw o l d e gehad hadden , onder voorwaarde van ,
inet het weder opbrengen dier som , ook het leen zelf weder in te los-
sen. De regering van Groningen houwde daarop aan den oever der
Pekel-A een slot , en gaf dat den naam van Pekelborg. Zij steldc
daarin wijders eenen kastelcin , wien zij het gezag gaf over, W e st e rw o l d e
eD j?et . ™^an,kt aan gene zijde des Dollards ; dat. is , over Blijham
en Belhngewolde, die, ofschoon aan de overzijde van den zuider inham
es Dollards, door de Groningers getrokken werden tot het Oldambt.
Over dit slot vatte de Bisscbop wel eenige argwaan op, maar die werd
,1J D it la n d r e g t , m e t d a t , h e tw e lk in 1566 h e rz ie n en v e rm e e rd e rd i s , is g e d ru k t
in h e t de d c e l d e r w e rk e n v an Pro extolendo jure Patrio.
gestild door eene verzegclde bclofte, van buiten zijne toestemming geene
andere sterkten te zullen bouwen.
A d d in g a aldus door zijnen Leenliecr ontzel, zocht eerst hulp bij de
abdy van Corvey, waaraan bij zieh in 1482 tot Leenman opdroeg ;
en daarna in 1486 bij den Bisschop van Munster, doch deze stond
hem alleen tue het verwoeste slot op te timmeren , mits het niet ster-
ker te maken, dan hem aangewezen zou worden. In dien toestand
bleven de zaken 1 tot irt het jaar 1 4 9 8 , wanneer C o e n r a a d , Bisschop
van Munster het Westerwoldsche niet alleen terug vroeg van den Raad
van Groningen , maar die ook drong om af te zien van de dorpen Bl(j-
harn en Belhngewolde. De inzage in het regtswezen werd toen niet
eens den Heer A d d in g a terug gegeven ; daar het uit eenen brief van
1804 zeker blijkt, dat zulks alleen geschiedde op naam van den Prelaat.
Of hij naderhand ten vollen hersteld zij , is onzeker, men heeft wel
eenen brief van 1528, waarbij de abdij van Corvey aan H a j o A d d i n g a ,
een zoon van G e o r g , en kleinzoon van H a j o , de heerlijkheid W e s t e r w
o ld e beleend werd , maar, bij mangel van andere bescheiden , kan
men niets stelligs daarvan zeggen.
Doch hoe dit ook zij H a jo ’s gezag duurde ten minsle kort, omdat
de Hertog van Gelder , nadat hij het Westerwoldsche met zijne krijgs-
beUden bezet had , zieh daarvan ook als Heer gedroeg. Immers gaf
hij aan B brend van H a c k fo r t ter leen het huis te Wedde en het Oldambt
cn in 1836 was G eorg van M ü n st er des Hertogs Slolvoogd in Wedde.
Hier van daan waarschijnlijk dat Keizer K ar e l V , nadat zijn Stede-
houder G eorg S c d en k van T autenh ürg in het opgemeldc jaar het geluk
had gehad den Gelderschen uit Stad en Lande , Drentbe , en W e s t e r w
o l d e te verdrijven , dit landschap beschouwd heeft, als eene aanwinst
door het regt des oorlogs verkregen. Althans hij beleende, zonder
acht te slaan op de A ddinga’s , den gcmelden S c h e n k met deze heerlijkheid
en wel ten Overijsselschen leen.
Deze ontzetting viel het Munstersche stift en de A dd inga ’s smarte-
lijk , en zij bragten daartegen wel nun ne klagten in bij het Rijkska-
mergerigt te Spiers , maar die bleven , gelijk wel te vermoeden viel,
alduar aan den spijker bangen. Naderhand zocht de wednwe van
A ddinga , heul bij het Gouvernement te Brussel, doch te vergeefs,
waarna zij, als de zwakkere, zieh heeft moeten onderwerpen, Na den
doöd van S ch en k in 1840 .volgde hem zijn zoon, inede G eorg ge-
becten , op. Van dezen S ch en k melden eenige aanteekeningen , dat
hij een doorbrenger zoude geweest zijn , en A l t in g sclirijft hem een
onooozel verstand toe , zeggende : » S c h en k liet een zoon n a , die zijnen
» vader van geeste geenzins gelijk was; deze droeg de heerlijkheid
» over äan die van .A rem b e rg voor of op zeer siegte conditien.’, Vol-
gens geschrevene aanteekeningen zoude de Stadhouder A r emberg een
onedelnioedig gebruik van de opgemelde geestgesteldhcid gemaakt
hebben, met S ch en k dit leen ä f te troonen, onder belofte van hem
gedurende zijn leven duizend gülden jaarlijks te betalen , doch die
bij geen cnkele maal zou hebben ontvangen, alzoo hij in het eerste
jaar was komen te sterven. Doch dit daargelaten, de overdragt is
zeker en de handeling voltrokken in het begin van 1862; daar die
Heer in zijnen renveisaalbrief aan W e s t e r w o l d e , van den 15 Mei van
dat jaar zegt , dat hem gisteren door die van W e st e rw o ld in g b r la n o
was hulde gedaan en trojiw gezworen.
Op Aremberg, gesnetiveld in den slag bij Heilig'erlee, ten jare 156S,
volgde zijn zoon K arel , wiens weduwe, in* de stukken bctitcld als