behooreu oud«r de vestingen van de zoogenaamde kleine of Holl&ndsebc
fortificalien, ofschoon dan ook de geheele voltooljing der toenmalige
werken, na den vrede van 1678, niet alleen achterwege bleef, maar
ook.later een gedeelte van het daargestelde, weder gesiecht is geworden.
W eesp werd toen omringd van eene hechte aarden omwalling met
nalte grachten, in verband met de Vech tri vier, bestaande uit 8 fronten
of 8 boiwerken .door courtinen verbonden. Eene dier fronten lag
op den regier-, de overige op den linkeroever dier rivier, waarbij de
plaats vier groole en drie kleine toegangen behield, terwijl twee gemet-
sclde beeren (ten deele nog aanwezig) voor de beide boiwerken van het
weslelijk front bij het Sinai Weesp, de boogere Vechtstanden in de
grachten van het lagere Amstelland gescbeiden hielden. — De Ams t e r dam
sc he o f t i e i n p o o r t e n d oK l i n k e t p o o r t werden toen , als
nutteloos afgebroken , de Mui d e r p o o r t bleei als gevangenbuis echter
nog bestaan.
Voor het legenwoordige is de stad weder bepaald als vesting van het
Rijk verklaard , zoowel bestemd, om eene der toegangen te dekken op de
nieuwe Hollandsehe of Utrechtsen walerlinie , als tot verdediging der
hoofdslad. De vestingwerken , welke thans daar bestaan en onderhou-
den worden, zijn die op den regier oever of het ’sGr a v e l a n d s c h e
f r o n t , bestaande uit de boiwerken Ba k k e r s c h a n s en Ac h t k
a n t , door eene courtine verbonden, in wier midden een groot ruim
poortgebouw (de ’sGr a v e l a n d s c h e p o o r t aan de buiten zijde
prijkende met het in sleen gehouwen wapen der stad , waaronder het
Jaartal MDCLXXVI.); voorts, breede uatte grachten in gemeenschap
met de Vecht, en den toegang tot den weg naar Uitermeer, ‘en ’s Graveland
, verzekerd door eenen houten, op 10 jukken rüstende, brug.
Op den linkpr oever bleef het zoogenaamde ü t r e c h t s c h e f r o n t aanwezig,
aan de zuidwestzijde der stad , in verband met dat op den regter
oever, bestaande mede uit twee boiwerken R o o s e b oom en ü raai -
j e r s c h a n s , door eene courtine verbonden , waarin de Üt r e c h t s c h e
of Kl omppoor t stond , in 1844 afgebroken en door eene beksluiting
vervangen. De gemeenschap wordt hier mede door eene houten brug,
op 10 jukken, onderbouden met den Klompweg en dien naar Hinderdam.
De overige gedeelten der omwalling onvoltooid gebleven , of van lie-
verlede gesiecht, werden later grootendeels tot tuinen , aan- of bijbou-
wingen , bij den toenmaligen bloei der stad, ingenomen of uitgcgeven ,
en daarna, onder zekere voorwaarden en eene geringe recognilie, aan de
regering en inwoners, ten gebruike afgestaan, kunnende men evenwel
aan de rigting der tot wandeldreven berschapen singels en de daaraan
palende scheisloten, den vroegeren aanleg dier wallen volledig nagaan
en terugvinden.
Toen ,, in hetjaar 1799, de bestaande werken van W eesp weder tot
verdediging dier plaats werden ingerigt en hersteld , werd bniten de
mede reeds weggebroken G e i npo o r t , op den regteroevcr van het
Sinai-Weesp , of de vaart naar de hoofdstad, in de nabijbeid van de
berberg de Roskam , eene batterij opgeworpen, welk werk, thans nog
aanwezig, onder de in onderboud zijnde versterkingen dier vesting be-
hoort. . Bij den inval der Pruissen in 1787 was hier reeds, doch meer
voorwaarts gelegen , een soortgelijk werk aangelegd geweest.
De stad W eesp beslaat, binnen hare wallen en singels, eene oppervlakte
van 21 bund. 1 v. r. 215 v. eil., waaronder 19 bund. 92 v. r. 10 v. eil.
belastbare grond. Zij telt 614 h., bewoond door 646 huisgez., uitma-
kende eene bevolking van ruira 2680 inw.
W EE.
Het eerste S ladh uis , voorheen een rondeel of toren in de bemuring
der stad, stond op de Hoogstraat, aan de Vecht doch w a s reedsjn
1407 tot stadhuis geschikt; in 1634 echter was di gebouw tot Waag
bestemd , waartoe het vele jaren heeft gediend , alsmede tot vergaderplaats
van sommige gilden ; het isin 1827 gesloopt geworden. In het zoo even-
iremelde iaar 1634 is de S c h u t t e r s - h o f of St. J o r i s d o e l e n
(staande destijds op eene gracht, de Grobbe genaamd welke in hetjaar
1827 sedempt en in eene straat, de Nieuwstraat geheeten lsherscha-
pen) tot stadhuis ingerigt en in 1660 vergroot Dit stadhuis was een
voor zijnen tijd vrij deftig gebouw, hebbende boven in den gevel het
beeid der geregtigbeid bijna levensgroot; een weinig lager het wapen van
Holland en boven den ingang het wapen der stad. Het gebouw m-
saande had men ten einde van een ruim voorportaal de vierschaar, in
welke boven de zitplaats van Schepenen , het oordeelvan S alomo in;
schildern was afgebeeld , door G i jsb eRt J ahsz. S ib il l e . Dezen konslbe-
oefenaar wiens naam bij I bmbbzeel onder de schilders genoenid wordt (1)
schiint echter weinig bekend te zijn , en het is met bekend ot buiten
W e esp stukken van hem gevonden worden. Ondertusschen zijn zyne
werken niet onvCrdienstelijk , en de opmerking van kenhers wel waardig.
Het evengemelde schilderstuk is, met onderscheidene anderen uit dit
gebouw, thans nog in bet tegenwoordig stadhuis aanwezig. 1er zyde
van de vierschaar met eenige trappen naar boven , was de öchepens-
kamcr, terwijl in dat stadhuis ook nog een Raadkamer , Burgeraeeslers-
karner en andere vertrekken, gevonden werden. _
Het tegenwoordig S t a d h u i s is in 177 2 , nadat het vorige gesiecht
was op de zelfde plaats , geheel nieuw uit den grond opgetrokken. Het
heeft een ruim plein voor zieh, en is een der fraaiste in Nederland.
Eenigermate in den smaak van het tegenwoordig Paleis te Amsterdam
voltrokken, prijkt het met eenen arduin- en hardsteenen voorgevel ,
naar de Dorische en Ionische orden. Eene breede stoep met eenige trappen
opgaande, komt men door drie poorten of ingangen in het gebouw. Boven
den middelsten ingang is een deftig balkon, vanwaar de voorlezmg ge-
schiedt der stukken die aan de gemeente behooren te worden afgekondigd.
In het frontespies prijkt het wapenschild der stad, door twee leeuwen ge-
houden , terwijl een smaakvol doorluchtig torentje , waarvan-de spits
in eenen bondelbijl eindigd , het dak versiert. Zoo schoon dit gebouw
zieh uitwendig voordoet, zoo fraai is het ook inwendig. Bij het in-
gaan valt terstond de prächtige vierschaar, aan het einde van een ruim
voorportaal, in het oog. Bij het inkomen heeft men ter regterzijdc
het kantoor van den stedelijken Ontvanger, en links een vertrek
waar de Commissien voor militie, schütterij enz. vergaderen, ook
wordt in dit vertrek de spaarbank gehouden j daar naast vindt men
de gijzelkamer, en achter de vierschaar de woning van den Concierge,
waaronder een tweetal gemetselde en van ijzeren deuren voor-
ziene gevangenkelders zijn. De trap opgaande, komt men in de voor-
malige Burgerzaal, rondom met pilasters in den Gorintischen s tijl, fes-
toenen en andere sieraden rijk versierd, terwijl de mozaieken marineren
vloer en het sierlijk plafond het oog des beschouwers boeijen.
De Burgemeesterskamer , is een bij uitstek net en rijk vertrek , behangsei
en schilderwerk is wit met goud. Het middenvak lusschcn de
twee deuren , bestaat uit een groot fraai schilderstuk van den verdien-
stelijken Loois Moritz , in 1821 geschilderd , en voorstellende de destijds
(1) Ivkkbzbbl , L<svön» en w&'fcM cUf Holl> Kunttschildwi 4n£>, I). II I > blatte. 81«