Deze hofst. beslaat, met de daartoo behoorende gronden , eene op-
pervlakte van 3 blind. 12 v. r. 80 v. ell., en wordt thans in eigendom
bezeten en bewoond door den Heer H. L eysen.
WAAI (DE), kolk in het graafs. Culenborq, prov, Gelderland. Zie
Waay (De).
WAAI JEN, geh. in het Overlcwartier der prov. Utrecht. Zie W aijen. (1)
WAAIJEN (DE), berg. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java,
resid. Soerabaya.
W AAIJENBURGSCHE- POLDER (DE), pold. in, het eil. Wdlcheren ,
prov. Zeeland, distr., arr. en kant. Middelburg, gem. Nieuw-en-St-
Joosland; palende W. en N. aan het Arnemuidsche-gat, 0 . aan den
Middelburgsche-polder , Z. aan den Molen-polder.
Deze pold. beslaat, volgens het kadastcr , eene oppervlakte van
14 bund, 39 v. r . 7 7 v. ell.
WAAIJENSTEYN of W a ijestein , voorm. ridderliofst. in het Ovi'rl'irar-
tier der prov. Utrecht, arr. en u. Z. Z. 0 . van Amersfoort, kant. en
1 | u. W. van Rlienen , gem. en 3 min. W. van Amerongen,
Wegens deze ridderhofstad is H ugo D ied er ik R u y sch , in 1642, in de
ridderscbap van de prov. Utrecht beschreven geweest. Zij bchoorde in het
midden der vorige eeuw aan W ie e e b H endrik va n N assau , Graaf van
Rochefort, die er, in 1783 door de Staten van de prov. Utrecht, mede
beleend was. Thans bestaat daarvan niets meer dan eene boerenwoning,
welke , met de daartoe behoorende gronden , eene oppervlakte beslaat van
63 v. r. 60 v. ell., en in eigendom bezeten wordt door de Gravinne E. M.
v a n R eede, , ecbtgenoote van den Heer V ie e ie b s , woonachtig te London.
WAAIJESTIJN , adell. h. in den Tielerwaard, prov. Gelderland.
Zie W a d e st ijn .
WAAKENS of W aekens , geh., prov. Friesland, kw. Westergoo ,
griet. Baarderadcel, arr. en 3 u. Z. W. van Leeuwarden, kant. en
2 u. N. W. van Rauwerd, 20 min. Z, van Winsum, waartoe het
behoort; met 3 b. en ruim 30 inw.
WAAKZAAMHEID'(DE), verl. houtgr. in Nederlands-Guiand, kol.
Suriname, gan de Tawaycoera-kreek, ter linker zijde in'bet afvaren;
palende bovenwaarts aan den verl. houtgr. Crevecoeur, benedenwaarts
aaD den verl. houtgr. Gloria; 1000 akk. groot. Thans behoort hij aan
Indigoveld.
WAAL, plaats, vermeld in eenen giftbrief van Keizer H endrik IV,
van het jaar 106 4 , waarbij aan A delbold , den negentienden Bisschop
van Utrecht geschonken of weder gegeven worden , onderscheidene
landgoederen, die daarin gezegd worden de kerk van Utrecht , door
D ie d e r ik , Graaf van Holland, en zyne zonen, onregtvaardig afgenomen
te zijn. Deze plaats moel gelegen hebben boven Dordrecht, prov.
Zuid-Holland, doch reeds voor lang door d_e wateren van den Bies-
bosch ‘verzwolgen zijn.
Volgens sornmigen zoude omtrent deze plaats het onde V ada gelegen
hebben, hetwelk men bij T acitus vermeld vindt.
WAAL (DE) , in het Lat. V aeis of V ahaeis , volgens sommige scbrijvers
V a c r a e is , in bet Fransch V a h a e , riv. in Gelderland.
Deze riv., welke in de achtste eeuw reedsvoorkomt onder den naam van
W ie e i ie o , is eigenlijk een arm van den R ijn , die vroeger bij ’sGraven-
weerd of Scbenkenschans zieh daarvan afscheidde, doch sedert men, in
( l) Eveneena zoeke men de overige a r t . elders op W a a vooriiomende, die men hier
niet aantreft, op W a .
het begin der vorige eeuw, eene doorgraving heeft gemaakt bij het dorp
Panneiden (zie het art. P annerdenscbe kanaae) , heeft die scheiding 2 nren
meer benedenwaarts plaats. Van daar afzonderlijk met . eene snellere
vaart voortloopende stroomt de W aae naar Nijmegen, voorls naar
Tiel en vervolgt hären loop tot bij het fort Nicuw-St. Andries ; alwaar zij
door middel van eenen zijdelingschen stroom het S c h a n s g a t of ook
wel het Gat van St. A n d r ie s genoemd , gemeenschap heeft met de
Ma a s ; voorts schiet zij tusschen den Bommeler- en den Tielerwaard
heen. en vereenigt zieh, beneden het fort Loevestein, weder met de
Ma as . Deze vereenigde rivier draagt den naam van Merwede, onder
welken naam zij längs Gorincbem en Dordrecht voorlstroomt.
Het wordt door C eu v e bius ( 1 ) bctwijfeld, of de W a a e , in de vroegste
tijden , wel met den Rijn vereenigd was , dan of deze riv., cven als de Linge
en andere kleine stroomen , te voren niet slechts eene vliet of kreek
geweest zij , die de binnenlanden van het overtollige water ontlastle
en zieh in de Maas stortte. De rivierkundige V eesen (2) heeft ook
dit gevoelen ornhelsd , vooral op grond , dat de naam van den Rijn
bij uitsluiting aan den regter arm dier rivier verbleven i s , ofscboon
de W aae eenen korteren loop naar zee had. Aangezien nu het woord
waal, van overoude tijden ,* eene in- of doorbraak beteekent, en dat
het nog niet ongewoon is te zeggen , dat er in den dijk of de dijkcn
eene of meer walen gebroken of gCvallen zijn , zoude men den Daam
dezer rivier van eene in- of doorbraak van den llyn kunnen afleiden.
Indien echter deze doorbraak werkelijk heeft plaats gehad, moet zulks
vöör het begin onzer jaartelling geschied zijn , daar de linker arm van
den Rijn, reeds bij de komst der Romeinen, d e W aal genaamd werd
en C aesar (3) en T acitus (4) daarvan , onder den naam van V a e k en
V ahaeis gewagen.
De W a a e liep van de vroegste tijden a f, zoo als nog, voorbij Nijmegen,
Tiel en Bommel. Beneden deze laatste plaats schijnt zij echter vroeger
hare rigting meer noordwaarts genomen , en achter Gorinchem , Schellui»
nen en Hardinxveld heen, hären loop naar de Giessen , die zy in baren
stroom opving , gehad te hebben. Vervolgens wendde zij zieh weder
meerder zuidwaarts , stroomde benedenwaarts voorbij Sliedrecht, nam
daarna wederom eene noordwestelijke rigting, en liep , Dordrecht in het
zuiden latende , längs het land van Papendrecht, naar den uitloop van de
A lb la s , vereenigde zieh met dat water, en stroomde nu westwaarts,
tusschen de landen van Zwijndrecht en die van Ridderkerk, nam d en
D u b b e l o fD e v e l op, vereenigde zieh omtrent Heincnoord met d e
Maas en wierp zieh, hären naam verloren hebbende , met deze in zee.
Het is onzeker of de vereeniging van de W aae met de Maas , ' omtrent
Rossum , van vroegere tijden is. Noch op de kaart van P eutinger ,
noch op de kaarlen van P toeebaeus , of die van A e t in g , komt zij voor.
C euv er iu s meent, dat aldaar , in later tijd, doorsnijdingen gemaakt
zijn , en wordt ook in dat gevoelen , door V eesen ( 3 ) voorgestaan. Ook
de vereeniging van Maas en W aae bij Loevestein is van later tijd.
(1) Over den uitloop van den Rijn , D. I , bl. 88.
(2) Rivierkundige terhaiideling.
(3) Be Reüo Oallico, Lib. IV , Cap. X.
(4) Anna!., Lib. I I , Cap. VI.
(5) Rivierkundige Verhandeling, bl. m .