gchouweo en beplantingen weder op te riglcn en in stand te breiigen f.
aadal bet oetrooi van bunne vrijdommen voor Men jaren verlengd was*
Hat veroveren van Naarden door de Franseben, in bet jaar 1672,
bragt bet meer weder in ongelegenheid , dewijl de veiligheid der stad,
Amsterdam vorderde den dijk door te steken ; uiaar zoo ras de vijand
was afgetrokken, werd alles Weder in zijnen vorigen luisler gebragl.
ln het jaar 1702 veroorzaakte eene nieuwe doorbraak aan den Diemer-
of Muiderzeedijk weder bekomtnering voor eene overstrooming ; maar de
ringdijk van bet meer werd niet groote moeite behouden.
De ringdijk van bet Diemermekr heeft een omtrek van 2800 roeden
(8800 eil.) en is rondom , bebalve aan den Aiustel en het Nicuwc-Üiep ,
omvangen van eene bekwaine ringsloot, die van den spoorweg bij den
oinval tot de llardveld-scher-brng de-groote vaart over Weesp , en tevens
de trekvaart naar’t Gooi en de stille Vecht uitmaakt , waarvan de vis-
seberij beboort aan de stad Amsterdam; doch Burgemeesteren zijn
gewoön dit regt aan Dijkgraaf en Heemraden , len beboeve van het
ineer, in paeht te laten , die dit visehwaler in ondersebeidene percelen
wederom verhuren. Bij bei kavelen der landen in bet meer werden
780 morgen (609 bund. 64 v. r. 80 eil.) lands uitgegeyen , waarvan
echter mäar 662 morgen 3 0 1 | roeden (838 bund. 50 v. r. 44 v. eil.)
in de oinslageu en gemeene lasten golden. Burgemeesteren behiclden
alleen 30 morgen (24 bund. 51 v. r. 80 v. eil.) ten beboeve van de stad
Amsterdam , en uit dien hoofde het regt om als Hooid-Ingelanden zit-
ting te hebben, tot bet booren van de jaarlijksche rekeningen en te
belpen bcraadslagen en besluiten over zaken , die bet keemraadschap
betreffen.
De landen van het meer liggen ter diepte van 14 voeten (3,77 eil.)
beneden bet buitenwater, zoo dal het overtollige polderwater ter hoogte
van 18 voeten (4,24 eil.) moet worden opgemalen. Hierloe waren ,
tot in het jaar 1743 , vier watermolens in gebruik , die elkander het
water toemaalden. Te dier tijd gaf A s t h o h i e d e J o k g , Roopman te
Amsterdam aan Dijkgraaf en Heemraden van het D iem e r -m e e r aan de
hand , om dit opmalen te doen met twee molens, mits de scheprade-
ren d’aaruit te liglen en , in de plaats daarvan , zijne nieuw uitgevon-
dene en geoctrooijeerde waterscbijven daarin te plaatsen ; waarvan bij-
aanbood , ten zijnen koste, eene proef te nemen. Dit werd toegeslaan,
en nadat men, den geheelen winter. door, deze proef had in het werk
gesteid en wel bevönden , beslolen Dijkgraaf en Heemraden , een. beding
met gemelden uitvinder en zijnen medestander H u ib e r t K e t e l a a r
te maken , om het meer met twee schijfmolens te bemalen en droog
te houden , waartoe bij, in September 1744 , moest gereed zijn. Dit
heeft sedert boven verwaebting voldaan , zoo als blijkt uit twee geluig-
schriften , van den 13 Mei 1745 en van den 23 Mei 1747. Beide
deze molens, op eenen beboorlijken afsland staande , doen nict alleen
het werk van de vorige vier molens, waarvan er twee sedert zijn
weggeruimd, maar geräken met den minsten wind aan den gang en
slaan het water, met veel gemak , uit in den gemeenen boezem van
Amslelland. Zij blijven zelfs in den strengsten vorsl doormalen, en
zijn in staat, om vroegtijdig het meer van het overtollige water- te
ontlasten. _
De grond van het W atergbaafsmebr bestaat in schoone wedanden en
in bet westelijkstc gcdeelte nit warmpesland, zeer geschikt tot bet
aankwecken van uitmuntende groenten , die dagelijks in overvloed te
Amsterdam verkocht wordt, waartoe aan de groenluiden van het
D iem e r-m e e r , gezamenljjk met die van het Bijlmermeer, eene bfjzon-
dere markt op de Prinsengracbt verleend ts, bebalve dat zy hui»
regt behouden hebben, om tweemaal in de week op bet plcin van de
Oude kerk , en eens op de Joden groenmarkt, te mögen markten.
De aanleg dezer bedijking is zeer regelmatig , met tweebreede gemeene
wegen, die bet meer in vier deelen doorsnijden. De yoornaumstc is
de Mi d d e l w e g , längs welken aan het begin onderscheidene lantarens
tot gerief der ingezetenen en reizigers gcplaatst zijn. Deze weg loopt
van de Ofitewalerbrug naar de Hardveldscher-brug, is met keyen bestraat
en maakt een gedeeltfe uit van den grooten weg der eerste klasse. Up de
Outewaler-brug Staat een lolhek , aan hetwelk de gabellen voor rytuigen
en beesten gevorderd worden , die in der tijd door de Staten van Holland
en Westfriesland aan die van het D ieiher- of W atergraafs- meer zijn verleend.
Hii is zeer levendig door den doortogt van rijtuigen_van en
naar Weesp , Muiden , Naarden, Abeoude en het Sticht van Utrecht.
Het Zan dpad van den Amstel tot de flardveldsctier-brug is met kbn-
kers bestraat. De Rru i s w e g , die den Middelweg oratrent bet mid-
den doorsnijdt, begint aan-het zandpad , over den Grooten-Duiven-:
drechtsche-polder en eindigt aan het Nieuwe-Dicp. Beide deze wegen
zijn, ten grooten deele , met opgaande ijpen en populieren beplant,
die een deftig sieraad geven door de netheid , waarmede zij worden on-
derhouden.
Bebalve deze weg had men er vroeger nog onderscheidene lanen . Do
S c h a g e r l a a n is een der aanzienlijkste geweest, Zij strekte voor eene
aangename wandeling onder het loramer der net geschoren ijpenboo-
men, ter wederzijde van den weg, tot verlustiging der wandelaren.
De andere der voornaamste lanen , die er gevonden werden, waren de
Pa a uwe n l a a n , de Groene- of Bu r g h o r s t l a a n en de Kloos -
t e r- of Sc hu 1 p 1 a a n , die geen doortogt hadden, doch deze zijn gesloopt
of vervallen ; terwijl een door den spoorweg van Amsterdam op Utrecht
is iiigenomen , die even len N. O. van de Schulpbrug in het Water-
graafsmeer komt eh dit in eene zuidelijke rigting doorsnijdt, en onder
welken aan den noordwestelijken ringdijk een tunnel is. De Schagerlaan
had ook geineenschap met eene Maliebaan , die naar den Middelweg liep ,
terwyl de Schagerlaan op den Rruisweg uitliep. Het overschot der
Maliebaan is nu voor het publick gesloten ; terwijl het Maliehuis, dat
aan zijn zuidelijk einde stond , reeds voor jaren is gesloopt. Alle deze
lanen en wegen pronkten met aangename tuinen en deftige lustho-
ven , waarvan vele der landhuizen malkander in praebt trotseerden.
Van allen zijn , bebalve drie kleine plaatsjes en eenige weinige on-
aanzieniijke tuinen, alleen nog over: R o z e n b u r g , eene bloeijende
herberg; F r a n k e nd a a l , eene herberg, zijnde het westelijk
deel der plaats , die vroeger ruim 5 minuten breed was, gesloopt;
Z om e r l u s t , aan den Rruisweg ; V o o r l a n d , in de laatste jaren
gesloopt, is hier en daar nog te herkennen , zijnde het huis in eene
boerderij veranderd ; zoo mede de beide stukken van E i nd m e e r ,
waarvan echter ook reeds het huis en de zoogenaamde turksche tent,
op de overplaats , zijn gevallen.
Tot grooter gemak van den toegang naar het D iemer-m e e r , besloten
Burgemeeslers van Amsterdam , in het jaar 1631, längs de oostzijde van
den Amstel eenen wandelweg aan tedeggen , van de stadswallen af tot aan
het meer toe. Deze werd, benevens den Ringdijk ten Zuiden van het
meer, in het jaar 1637 beslemd tot een gedeelte van het trek- en voet-
pad naijr Weesp , en in bet jaar 1640 zijn deze paden verbreed tot een