De 180 R. K., die er woneu, onder welke ruim 130 Communikan-
t-en | makcn de gem. van W ie rin gen ui t , welke eene kerk Ivecft te
11 v p o l i t u s h o o f , en door eenen Pastoor hediend wordt.
Men lieeft op dii eil. 5 scholen, als: céne te Hv p o l i t u s h o e i ,
«éne an n d en Oe v e r , céne te Oost c ri a nd , één? te S t r o e cn
céne te We s t e r l a n d , welke gezamenlyk door ongevecr 500 leerlin-
gen bczocht worden. _
Men heeft er ook een D e p a r t em e n t d er Ma a t s c h a p p y : Toi
¡Viit van ’t Algemeen , hetwelk ruim 20 leden teil.
De kermis valt in op Pinksteren.
Er beslaat op W iebingen, naby Westerland, eene inrigting voor de
quarantaine. Zij bestaat uit eene mime plaals met hekken omzet,
waarin eenige loodsen tot berging van goederen , een bospilaal en de
woning voor den Opzigter.
Op het westeinde staan ter bevaring der Sloot, twee kleine lamp-
vuren, op eirca 595 eil. afstands, N. £ O. cn Z. £ O. van elkandcr.
In h e t jaar 1184 werd Waebingen door F lobis III, Graaf van Holland,
overbeerd en gebrandsebat.
Die van Wiebingen verbeurden in het jaar 1426 hunne voorregten,
onder de regering van Hertog Fimps van Boubgondié , die hun die weder
vergnnde in hei jaar 1456.
ln 1457 nam W iebingen deel in de toerusting, welke vereischt werd
om over de vijandelijkhedcn der Oosterlingen wraak te nemen , waar-
uit schijnt te blyken , dat het destijds belang had bij de vaärt enhan-
del op de Oostzec. Zeker gaat het, dat dit eil. bezittingen in Ae,
Noordzee heeft gehad, ter bevordering van zyne vissclicry , lang vóór
dat Amsterdam er in werd toegelaten.
De Vlamingen, die zieh hier in 1490 nestolden , deden den eilan-
ders veel overlast.
ln het volgendo jaar werd het door 3 an van Naaedwijk , Bevelhebbcr
onder de Hoekschen , bemagtigd, en daar deze de eilanders deed be-
grijpcn , dat hy gekomen was , om hen van de zware schattingen te
onlheffcn en de rust in het land te hersteilen , kreeg hij veel aanhang.
W iebingen werd in het jaar 1492, om den oploop van het Kaas- en
Broodsvolk , waarin de eilanders zieh gestoken hadden , in eene boete
van 100 Andriesguldeft (800 guld.) beslagen.
In het jaar 1522 vielen de Gelderschen in dit eiland , verbrandden
er zestig huizen en vorderden er eene brandschatting van 5500Filips-
¡Hildens (4578 guld.), en alzoo men dit geld niet dadelijk kon bijeen
brengen, voerden zjj eenige der voornaamste huislieden als gyzelaars
mede.
Den 8 December 1663 werd W iebingen door eenen zwaren storm
met hoogen vloed zwaar geleisterd.
In bet jaar 1680 zijn e r , op last van Gecommitteerde Raden van
het Noorderkwartier, twee klokken , een uit de toren v.an Wes t e r land
en een uit den toren van Oosterl -and gehaald , naar Amsterdam
gevoerd , gesmolten en vergüten, en toen op de Helder gebragt
en aldaar in den toren opgehangen.
Tijdens den invai der Engelschen in Noord-Hoiland vervoegde zieh ,
den 2 September 1799 , een Engelsch Ollicier bij de Munieipaiitcit van
Wiebingen., met last, om 180 paarden en half zoo vele vaartuigen en
manschappen in requisitie le stellen. Men gaf de onmogelijkhcid te
kennen om daaraan te kunnen voldoen, zoo omdat een diergelijk gelai
paarden op het eiland niet gevonden werd, als umdat de landbouwci
de voorhanden zijn de noodig had tot het inzamejen van den oogsl ,•
dan to vergeefs. Van de 120 aanwezige paarden mocstcn er 64 gelc-
verd worden, met 52 luigen cn 54 man uit de bloem van de jonge-
lingschap , onder bedreiging van geweld, Indien hier aau niet yoldaan
werd. Ook werd, op last van dezen Oßlcier, eene hekendmaking van
den Kommissaris-Generaal Motz afgekondigd, betrekkelijk verder te
doene leverantien van behoeften. De Munieipaiitcit lict de oranjevlag
op den toren zetten , tot geruststclling barer ingezelenen , die zieh in
groote origelegenheden bevonden, door het gezigt der Engelsche Ofli-
cieren en matrozen, welke aldaar met sloepen aan den wal kwamen.
Ook door fvatervloeden heeft dit eiland niet weinig te lijden gehad ,
want, behalve dat den 16 February 1685 het N i e u w l a n d , zoo als
wij hier boven gezien hebben , inbrak , bceft de watcrvloed in de ja-
ren 1717 , 1725 en 1726 dit eiland zeer getroffen. In het laatste
jaar had men er negen galen , le zainen ter lengle van 200 eilen ,
waar het water , met het gelij , in- en uitliep.
Bij den watervloed van November 1775 was er de schade medo aan-
merkelijk ; dewijl de dijk aan den oostkanl geheei aan stukken geslagcn
werd , was de overstrooming zeer geweldig. Eene menigte van schapcn
en ander vee zijn daardoor verdronken ; doch men heeft niet vernomen,
dat er mcnschen vcrongelukt, huizen wcggespoeld of aanmerkelijk he-
schadigd zijn.
In het volgende jaar werd de nieuwe aarden dijk, bewesten den
oever, waar de sleenen glooijing voorlag, stuk en op vele plaatsen
tot den kruin toe weggeslagen. Een andere aarden dijk , ineer wes-
telijk, was meer dan tcr halver boogte vernield. De zuidkant van
het eiland was bijna geheei ondergeloopen en al het läge land lag
verdronken. Het water stond er door de Sterke aanpersing bijna twee
voet (0,62 eil.) booger dan in het voorgaande jaar, cn liep in zulkc
menigte over het eiland been , dat de Zuiddijk den aandrang niet we-
derslaan kon en derhalve bezweek , tot een otiherslelbaar verlies voor
de ingezelenen. Bovendien was de Westerlandsche-dijk mede op vele
plaatsen beschadigd en de polders ondergevloeidr Ook waren er meer
dan 2000 sebapen bij omgekoinen.
In den storm van den 4cn 5 February 1825 bezweck do Weslerlandsche
Zecdijk op onderscheidene plaatsen en was geheei weg; terwijl de dijk
om den Hypolitusbocver-poider zieh ook begaf. Het water was toen
aanmerkelyk booger dan in de jaren 1775 of 1776 ; zoo dat het eiland er
akclig uilzag, en zonder te gemoetkoming, als geheei verloren mögt
worden beschouwd. Deze ramp is het evenwel door de uiildadige hulp
onzer laudgenoolcn gelukkig weder te boven gekomen.
WIERINGER-GRONDEN (DE), uitgestrekte droogle in de Zuiderzee,
ten 0 . en Z. 0 . aan het eil. Wieringen grenzende en gedeellelijk
ingedijkt in 1846. Zie W iebingeb-N ieuw la n b ,
WIERINGERLAND, voorm. plaals op het eil. Noord-Beveland,
prov. Zeeland, die bij het vergaan van een gedeelte van dat eiland
verdronken en nimmer weder boven gekomen is.
WIERINGER-NIEUWLAND, pold. aau het eil. Wieringen, prov.
ISoord-Holland, arr. Alkmaar, kant. den Helder, gem. Wieringen,
aan de ooslzijde van het eiland , waar dit eenen inham heeft.
Dit N ieuweand was vroeger mede een pold,, en op zieh zelve aan
den ßnitenkant bedijkt; doch is op den 16 Februarij 1685 ingebro-
ken , cn , lioewcl vruchtbaar van grond toi booigewas , om de onkos-
ten der budijkiog cn zware verponding , veilatcii en sedert mcl de