ecniga burgcrs, op het dak van het magazijn klimmende en alle ge-
vaar trotserendc, niet alleen de brand aldaar bluscbtcn, maar tevens
bet dak niet natte zeilen tegen het verdor indringen der vlammen be-
veiligden; waarna men in den namiddag de brand geheel meester werd.
Den 25 November 1813 werd een gedeelde der Oranje-garde, onder
bevel van den Heer Cobnelis F ran co is de Jonob , als Generaal, be-
stemd , om Wo erd en , dat dcstijds zeer zwak bezet was, in te nemen.
Hlj eischte de stad op en kwam er nog dien zelfden avond binnen,
slechts een gedeelte bewaakte het fort Oranje bniten de stad , en de
overigen zieh, nit onderscheidenc redenen , verzekerd houdende van
de onmogelijkbeid, dat de FranSchen terug zouden durven komen,
gaven zieh onbezorgd aan de rast over; doch in dien zelfden nacht
zond de Graaf M o u to b , die nog te Utrecht la g , een aanzienlijk aantal
manschappen in stille op Wobrden los, welke alzoo in den vroegen
morgen op het onverwaents de stad aanvielen, haar weldra innamen,
en aldaar, door hunnen bevelhebber aangemoedigd, een tooneel van
plundering en moord aanrigtten , dat alleen genoeg in Staat was ge-
weest, den naam der Franschen vopr eenwig te brandmerken. Naau-
welyks toch waren zij de stad binnengerukt of zij vielen op de vreed-
zame woningen der verschrikte inwoners aan. Denren en vensters werden
door kogels doornageld en vlogen door alle de huizen. De glas-
ramen werden er zoodanig door verbrijzeld , dat de Soldaten , even als
door de geopende denren , de hnizen er door binnendrongen. Binnenge-
komen , schoten zij verwoed en als zinneloos in het rond. De sloten der
kabinetten en andere bergplaatsen werden met de kolven der geweren
verbrijzeld j nl het gereede geld, jnwelen, goud, zilver en al wat
eenige waarde had, werd bijeengepakt en met het linnen en andere
goederen weggevoerd; het ontilbare zonder eenig onderscheid vermeid
en de rampzalige bewoners zagen zieh gedwongen , hunne eigene kost-
baarheden voor den dag te halen, jar, zelfs tot het pakken de be-
hulpzame hand te bieden en het wegvoeren gemakkelijk te maken ,
terwijl z ij, ter belooning van dien wreedaardigen last, met duizend
dooden bedreigd , gcschopt, geslagen en velen grievend gewond werden.
Na, door het berooven van eenige gegoede inwoners of van hen ,
die ambtshalve aanmerkclijke sorumen onder zieh berustende hadden,
eenige duizende guldens bijeen gebragt te hebben, verdeelden die bar-
baren de buit in zoo veel mogelijk gelijke boopen. Het was niet genoeg
, dat het in kästen en kisten gevondene werd gestolen , ook de
horologien , gouden kettingen en oorsierselen werden met woedc den
ingezetenen afgernkt; de paarden en wagens van de stallen wegge-
nomen, het' geroofde gedecltelijk daarop geladen en naar Utrecht ver-
voerd. Daarenboven mat deze plunderzicke bende de maat harer
gruweldaden vol met het dierbaar menschenbloed der, onschuldig
door hen vermoorde, inwoners, zonder onderscheid van rang, Staat,
kunne of ouderdom, als water door de woningen en op de straten te
doen stroomen ; zelfs de plaats, waarin de R. K. hunne godsdienst uit-
•oefenen, werd door die barbaren niet ontzien , ja , de leeraar dier gods-
dienst, Johannes Josepbus L a m b e b t o s van d e r H e td e , werd , voor het
altaar geknield en om lijfsgenade smeekende,' zwaar door hen gewond
en ontkwam ter naauwernood den hem bedreigenden dood ; terwijl de
•Predikant der Hcrvormden, P e tru s B u it , door een dier woestaards ,
werd doodgeschoten. Op dusdanige wijze werden er niet minder dan
zes en twintig personen door hen koclblocdig vermoord, zes gevaarlijk
cn ruim derlig ligter gewond.
Het wnpen van W oerdei* bestaat in cen veld van goud , met eene
fasce, verdccld in twee rjjcn met schuinc ruiten (losangd) van zilver
en azntir, vergezcld van drie dergelijke ruiten (losanges) van sabel.
WOERDEN (HET GROOTWATERSCHAP:VAN-), dijkgraafs., gedecltelijk
prov. Zuid-Holland, gedeeltelijk prov. Utrecht; palende N.
en 0 . aan het Nederkwartier der prov. Utrecht, Z. 0 . aan den IJs-
sel, die het van den Lopikerwaard scheidt, Z. aan den Crimpenre-
waard, waarvan het mede door den IJssel gescheiden i s , W. aan
Rijnland.
Dit dijkgraafschap begrijpt niet alleen het gcheele baljuwschap van
W obrden , met eenige andere baljuwschappen of ambachten , maar bestaat
daarenboven , omtrent voor de helft , in landen onder de provincie
Utrecht, en strekt zieh aldus uit ter wederzijde van den Rijn ; doch
het oudste gedeelte daarvan ligt meest aan de noordzijde van die rivier.
De landen aan de zuidzijde zijn voor een groot gedeelte in lateren tljd
in het Grootwatbrschap-van-W oerden opgenomen, omdat zij niet langer
geschikt op den IJssel konden nitwatcren. Dit was oorzaak , dat deze
landen niet alleen het Woerdensche hoog morgengeld moesten betalen ,
maar ook het Rijnlands- of Spaarndamsgeld, hetzij geheel of ten
deele, naarmate zij deswege hadden kunnen overcenkomen. Om deze
reden was aan Dijkgraaf en Hoogheemraden vän Rijnland de naschonw
gegeven over den ring dezer ingenomene poldcrs. Het verdere bewind ,
ten aanzien van het heemregt, was aan Dijkgraaf en Hoogheemraden
van het Grootwaterschap- van-W oerdei* verbleven , die ook dit
regt oefenden over de polders in Kainerik, Harmelen cn Zegveld,
volgens uitspraak van Gecommilteerde Raden en Gemagtigden nit de
Stalen des lands van Utrecht, door wederzijdsche Stalen bekrachtigd
op den 18 Augustns 1612. Deze ring en schouw g a a t, ingevolge
deze uitspraak, mede door de stad Ondewater, volgens overeenkomst
gesloten in het jaar 1 7 1 9 , tusschcn Dijkgraven en Heemraden, zoo
van Rijnland als W oerden , en Dijkgraaf, Burgemeesteren cn Schepe-
nen der stad Ondewater ; waarom ook twee puntdeuren aan de Ro-
meinbrug der laatstgemelde stad zijn gemaakt, die bij het W aterschäp
worden onderhouden en volgens zekere peil gesloten. Het Grootwater-
scnAP-van-W oerden beslaat thans eene oppervlakte van 16,722 bnnd.
24 v. r. 63 v. eil.; als: onder Zuid-Uolland, 8548 bnnd. 13 v. r.
19 v. eil., en onder Utrecht, 8374 bund. 10 v. r. 84 v. eil.
De oudste bekende handvest, welke wegens dit waterschap door de
Graven van Holland verleend is , werd gegeven door W ileem den Goede ,
van Henegoumen, in het jaar 1322. Hier in beveelt hij den Baljuw
van Woerden, die töen was of namaals wezen zon : Vijve IUeigeboren
lleemraad te kiesen, om zijn landt voorsz. mede te bedrive r
eerst Zeedyk, Middeldyk , Zydwing , Watcring , Stuysen, Hoolen-
ende den IHarrendyk, ende van den Marrendyk totte Swadenburch-
dam toe.” Deze handvest werd door Keizerin Margareta bevestigd
in het jaar 1346. Uit deze brieven blijkt niet, waarheen het Land*
van Woerden zijnen waterlozing gehad heeft; doch uit eene volgende
handvest van Albrecht van Bbijeren , gegeven in het jaar 136 3 , kan
men duidelijk onldekken, dat genoegzaam alle de polders , onder het-
waterschap behoorende , hunne uitwatering op den Rijn en door Spa-
rendam gehad hebben. In dit jaar werd er door den Hcrlog eene schci-
ding toegestaan tusschen hen , die aan de zuidzijde eene waterlozing op
den IJssel hadden en die, welke uitwaterden door Sparendani. Aan
deze laalsten vergunde hij tevens twee sluizen in Sparendam te maken