in da leer waren , zonderdeu eenigen , die hei niet de Contra-llemou-
¿trauten hiclden , in den aanvang des jaars 1 0 1 7 , zieh vau de open'
bare kerk af. Zij gingen, verder. In een schriftelijk vcrloog , hi) de
Welbouderschap ingelevera verklaardcn zij : » dat de beide stads Pre-
* dikanten van de wäre Gereformecrde Rcligie waren afgeweken , n aa r-
» dien ze was hun zeggen , » Gods heilig woord niet zuiverlljk en
» volgens de Nederlandsche Confessie en den Heidelbcrgsehe Catechisnnis
» predikten ; verzoekende daarom andere Leeraars te mögen hebben.”
Geen ander antwoord kwam ojj dat verzoek, dan dat men elkauder
in vrede niocst verstaan , tot dat , van hoogerhand , op de gerezene
kerkelijke onlusten nader order zou gesteld zijn. Met dit antwoord
niet tevreden , ontboden do misnoegden zekeren J osephds van der Ro-
sieren , Predikant in bet Land van lleusden , om voor hun le predi-
ken. Hij deed zulks, voor de eerste maal , in eene schuur, en ver*
volgens meermalen , genoegzaam openlyk , in een huis in de flaven-
straat. Dit duurde tot in de maand September, wanneer er last kwam
dat voortaan de Afgczonderden en de Remonslranlsgezinden beurtelings
in de kerk zouden prediken. Met den laatsten Zondag in September
moest dit eenen aanvang nemen. P etrus C upus voerde in den voor-
middag bet woord. Van de Afgezouderden, welke des namiddags zouden
vergaderen, was niemand onder zijn gehoor. In eene nareds be-
klaagde hij zieh daarover , dcwijl hij zulks aanmerkte als een bewijs ,
dat ze in hunne scheuring wilden valharden ; legen welke , alsmede
tegen het Contra-Reraonstantsch gevoelen , wegens de predestinalie, hij
zijne toehoorders ernstig waarsebuwde. Sedert volhardde C upus in zijne
dien st, tot op het einde van November, wanneer bij van de wet-
houderschap bevel ontving , zieh van het prediken in de kerk of eldcrs
in de stad, te ontbouden , tot dat de Afgevaardigden der Slatcn ,
mitsgaders die van de Delftsche sijnode, welke thans rondreisden ,
aldaar zouden zijn aangekomen. Zijnen ambtgenoot B ricquegny , hoc-
wel insgelijks in de Remonstrantsche gevoelens staande, liet men
zijne dienst ongehinderd waarnemen. Bet liep aan tot in het begin
van het jaar 1619 eer de Afgevaardigden le W oerden kwamen. Straks
maakte men eenen aanvang, met het inbrengen van beschuldigingen tegen
C upus , die aanleiding gaven tot zeer langwijlige onderhandelin-
gen. Bet bleek intusschen, hoezeer ook sommigen le W oerden tegen
C upus ijverden , dal de rneerderheid , immers de voornaamslen der stad,
van de gevoelens der Remonstranten niet afkeerig waren. Wij leiden
dit af uit een verzoek van Ouderlingen en Diakenen , uit naam van
de meeste leden der gemeenle , aan de Afgevaardigden, waarbij zij be-
gcerden, dat zij de schorsing van hunnen Berder P etrus C upus , door
hun gezag bij de Wethouderscbap , wilden te nietdoen tot nader order ,
alsmede, dat beide hunne Leeraars hun niet onttrokken, maar in dienst
moglen gelaten worden , immers tot den afloop van de Dordrechtsche
synode, doch dit werd van de band gewesen. Integendeel, om de
zaak der weinige Contra-Remonstranten, tegen de overlreifende me-
nigte der Remonstranten, te meer te verzekeern, begaven zieh eer-
lan g , van wege Gecommit teerde Raden , de Beeren D uivenvoorde eu
F ranqois van der B ü r o , naar W o e r d e n , met last, om de Kapiteinen
en OiHcieren der burgerij van. hunnen eed te ontslaan en te bedanken
voor hunne dienst, en om vervolgens andere bekwame personeu ,
professie tloende van de wäre Christelijke llelitjie, in hunne plaats le
stellen. Dit naam en op last van Prins M aurits was reeds het jaar
le voren de Wethouderscbap veranderd. Alle deze bcboedmiddelen ,
*oo min als het verbieden van afzonderlijke vergaderingen der Remon-
stranten , waren niet in Staat, de gevoelens dier gezindte aldaar uit te
roeijen. In de vreedzamer tijden, welke cerlang geboren werden,
stichtten zij aldaar eene kerk en gemeente.
Bad W o e r d e n in de jaren 1370 en 1376 bet geluk gebad, aan het
»eweld der Spanjaarden tegenstand te Rieden , niet zoo gelukkig was
de stad, omtrent honderd jaren later, in het jarr 1 6 7 2 , tegen de
iuapt des Konings van Fraakryk. Op den 23 Junij van dat jaar, na-
dat de Regering van W o e r d e n zieh genoodzaakt had gevonden, vr\je
hoede bij den Koning van Frankrijk te verzoeken , kwam de Markgraal
v a n R o c h e e o r t met eenige bonderd paarden voor de stad en werd, met
een eedeelte daarvan , binnen gelaten , en in persoon op het kasteel
¡releid om zieh te ververschen. Bij vertrok met zijne meeste manschap
weder naar Utrecht, doch liet zestig musquettiers van bet huis des
Konings, met een Bevelhebber, binnen de stad , welke, vier dagen later,
door omtrent drie honderd anderen gevolgd werden. De inlegering
daarvan maakte veel opschudding onder de burgerij , waarvan niemand
den last des oorlogs immer gevoeld had;. maar bet liep nog
erger toen deze musquettiers vertrokken en andere ruiters, ten getale
van omtrent dertig man, met omtrent twee honderd man voetvolk,
in hunne plaats kwamen> die van mindereu rang waren« Dit was
echter nog gering , in vergelijking van twee duizend man , die de inge-
zetenen naderhand moesten hnisvesten , terwijl zij door de Franschen ,
met het gedurig opbrengen van oorlogslasten , gekweld werden. Zjj
raakten echter van deze gasten zeer onverwacht op den 11 Julij ont-
slagen, wanneer al het krijgsvolk uittrok , zonder dat men er eenige
reden van wist. Dit onthief de stad W o e r d b n wel van vijandelyk
krijgsvolk, maar de ingezetenen moesten echter onderscheidene schat-
lingen opbrengen ; ook zagen zij aan het leed van Fransche bezetting
en inlegering nog geen einde« Op den 18 September , zijnde een Zondag
, onder bet oefenen van de namiddaggodsdienst, kwam hier be~
rigt dat een groot aantal Fransch krijgsvolk, onder geleido van
den llertog v a n LuxEaiBune , vöör de poort was en den doortogl be-
geerde , om, als het wäre, het kwartier van den Prins v a n O r a n j e ,
bij Nieuwerbrug, aan te tasten« Men was genoodzaakt, den eisch in
te willigen , en terstond vernam men het bevel des Konings , om de
stad te bezetten. L u x em b u rg vertrok weder naar Utrecht en liet het
bevel over W o e r d e n aan den Graaf d e e a M a b c q . Nu begon de eilende
der stedelingen te vermeerderen en het opbrengen van gedurige schat-
tingen maakte hen arm. De Luthersche en Remonstrantsche kerkeu
werden tot magazijnen gebruikt. De pogingen van den Prins v a n O r a n j e ,
op den 11 October daaraanvolgende , om W o e r d e n uit de magt der Franschen
te rukken , waren vruchteloos. De vijand toonde echter hier over
zijne verlegenheid, deed eenige noodschoten naar den kant van Utrecht
en stak een groot vuur van rijs aan op den trans van den toren der
Groote kerk, waardoor de hooge spits afbrandde. Eenige brandende
balken vielen op het dak der kerk en deden ook dit gebouw grootclijks
verteeren. Onderscheidene huizen in W o e r d e n werden, doordeovervlie-
gende vonken, in brand gestoken. De Franschen kregen bijstand van
volk uit Utrecht, waardoor het kwartier van den Reer v a n Z u i l b -
s t e i n werd aangelast en overmeesterd; zoo dat het volk van den Prins
v a n O r a n j e van W o e r d e n aftrok, en de stad nog, tot den 7 November
1673 , in de magt der vyanden bleef, wanneer zij ze verbeten , na het
vorderen eener brandschatting van vijftien duizend gülden , die den
Manschen betaald werd.