W A N.
meer oosteiijk aan dort Veoncweg is geslicht. Daar deze kork, bij de
toenemcndo bevolking, le klein was , werd zfl in 1743 ter helft ver-
groot. Ongeveer eene eeuw later was zij in eenen bouwvalligen Staat
geraakt cn de gemeente zelve, die meer en meer achter uitgaat, niet
bij magte, dat groote gebouw te onderhonden, nog, minder te her-
stellen, waarom dan, in het jaar 1842, bet later aangebouwde deel
is afgcbroken en het gebouw tot zijne eerste grootte tcruggebragt.
Uit deze verkleining volgde, dat ook het inwendige moest veranderd
worden. Door een menschlievend man, die liefst onbekend wilde
hlijven , is de gemeente dan, ook in Staat gesteld , om , met minder
kosten, die verandering te bewerkstelligen, zoodat het nu een geschikt
gebonw is , zonder toron of orgel , in welks nabijheid een klokkestoel
is geplaatst.
De dorpschool, wordt gemiddeld door een getal van 130 leerlingcn
bezocht.
De kermis valt in den 2 Mei en den 27 October.
In het bcgin*der zestiende eeuw lag op het westeinde dezer gem.
eene redonte of verschansing, om de Friezen den toegang naar Vol-
lenliove te beletten, waarvan evenwel geen sporen meer overig zijn dan
alleen eenige huizen, die aldaar nog den naam van Ro n d a t e dragen.
Ook heeft in deze gem. en wel in Dinxterveen de havezathe Zwol
1 in g er -kampj gestaan , doch die is in 1840 gesloopt. Zie dat art.
In 1672 schijnt deze gem. veel overlast van de Munstersehe ben-
den geleden te hebben. Volgens het verhaal van een geloofwaardig
ottd inan, had zijn grootvader, die te dien tijde geleel'd had, her«
in zijite jeugd meermalen verleid, dat vele inwoners toen -des daags
hunne huizen verlaten en zieh vooral in de bosschen , die den grond
van het huidige Be ul ake rwi j de besloegen , met hunne huisgezinnen
cn vec begeven hadden, waaruit zij menigen vijand , die zieh längs
den Giethoornsche-weg, oostelijk van gemelde Veenplas loopende, wilde
begeven , met hun schietgeweer ter neder gelegd hadden. Ook vindt
men nog gemeld, dat in laatstgenoemde jaar de kerkeraad dier gem.,
uit hoofde van de nabijheid des vijands, zieh naar Vollenhove heeft
begeven , om aldaar de beroeping te doen van zekererx Kandidaat F e » z -
w ege van Amsterdam, als Predikant der vaca'nle plaals,
Gedurende den herfst van 1824 en in den winter had men hier in
de omstreken eene buitengewone hoogte van binnen water , door bet
bczwijken van de waterkeeringen aan de Drentsche en Staphorster zijde.
Door eenen Sterken noordwestenwind opgestuwd , overstroomde het den
2Januarij 1823, door den Giethoornsche-weg, het laagste gedeelle van
den Yeeneweg, die deze gem. in hare geheele lengte doorsuijdt, als-
snede eenige huizen in het Westen of het laagst gelegene dezer gem.,
welke uit dien hoofde reeds toen door de bewoners voor eenigen tijd
moesten ontruimd worden , terwijl de verveeners zeer vreesden , dat
banne op het veld staande lurfhoopen , door het water uiteen slaan
cn de turf wegvloeijen zoude. Deze vrees werd evenwel toen nog niet
verwezenlijkt; dewijl de wind weder naar het Westen en Zuiden inkromp
en dus het water aan de noordzijde van den Yeeneweg langzamerhand ,
tot zijnen vorigen stand terug keerde. Naauwelijks echter waren de bewoners
van de overstroomd geweest zijnde huizen in hunne woningen
terug gekeerd , of de noodlottige dag van den 4 Februarij was daar.
Omstreeks 3 ure des morgens van dien dag verlietcn onderscheidene
inwoners, zeer verschrikt en met overhaasting, hunne legersteden ,
plotseling gewekt door een paar zeer zware donderslagen , vergezeld
W A N. 9 1
van eenen ijssolijken, boven alle beschrijving geweldigen wind , die in
zijna grootsto felheid, ten »aasten bij 10 a IS m»"Uen duurde , de
gebouwen op hunne grondvesien zoodamg deed schudden en kraken,
dat vele menschen zieh in den eersten schrik mets anders konden voor-
stellen dan op eenmaal onder hunne woningen begraven te zullen worden.
Öfschoon na voormelden tijd veel bedaard , bleef de wind evenwel
nog buitengemeen hevig. De natuur had op dien oogenblik een schrikverwekkend
aanzien. Duistere wolken en eene digte sneeuwjagt, voort-
irezweept door eenen noordweslelijken storm , verhinderen het uitzigt
tot op eenige weinige schreden. Met angst verbeidde men dus de da-
ireraad Reeds het ergste duchtende, werd men in het Westen dezer
aanwas des waters aan de noordzijde des Veenewegs op eene ontzettendo
wijze overtuigd, dat de vrees voor eene doorbraak der zeedijken maar
al te peprond geweest was. ln den waan , dat althans het oostelijkstc
en hoogste gedeelte dezer plaats , even als in 1773 en 1776 , van het
zeewater bevrijd zoude blijven , trachtten de bewoners van het weste-
lijk gedeelte hun vee le redden, door het naar die hoogere streken
te geleiden. Een half uur na den middag kwamen zij daar met
huu vee aan. Het water nu bestendig aanwassende, werd de ver-
warring en ontsteltenis algemeen, en bet getal der vlugtenden uit
de lagere streken, gedurig grooter; van tijd tot tijd werden ook
de hoogere gedeelten der gemeente overstroomd. Den S Februarij , te
2 ure na middernacht, had het water zijnen hoogsten stand bereikt,
toen in hare geheele uitgestrektheid , de hoogste zoo wel als de laagste
gedeelten geheel overstroomd waren. In het middelste en hoogste gedeelte
van Dinxterveen waren slechts twee woningen , welke ofschoon
geheel van het water omringd , evenwel door de hoogte, waarop zij
gebouwd waren , van binnen niet overstroomd werden. De laagste lan-
derijen, welke in het westen liggen , stonden op dien tijd , zonder
twijfel, 3.30 ii 3.30 eilen onder water; daar het in de laagste huizen
aldaar 2.80 eilen hoogte bereikte. Die landerijen , welke onder de
hooge gerekend werden , stonden ter hoogte van 18 en 20 palmen
onder water. Nadat de averstrooming hare grootste hoogte had bereikt,
bleef het water eenen geringen tijd op het zelfdc peil staan. Omr
streeiks 2J ure na middernacht van laatstgemelden dag begon het te
zakken, en bleef sints dien tijd steeds zakkende. Echter duurde het
tot den 22 en 23 Februarij, eer het weder tot dat punt gedaald was,
waarop het voor den vloed stond. De vrees voor het verlies van men-
. sehen was grooter, dan de uilkomst bevestigde, daar de lieden in de
läge veenen wonende, zieh veelal in hunne schuitjes wislen te redden.
Er kwam echter een huisgezin geheel bij om. Met opzigt tot de be-
zitlingen der ingezetenen, waren de gevolgen van dezen verschrikkelijken
walervloed, allcrnoodloltigst. Ruim 23 woningen waren weggespoeld ;
een zeer groot aantal werd onbewoonbaar, en bijna allen werden groole-
lijks beschadigd. Meer dan 23.000 guld. aan turf, was uit de schüren
en- van het land weggevloeid. Meer dan driehonderd stuks runderen ,
benevens eenige paarden enz. waren in den vloed gesmoord. Die meer of
minder breede strooken lands , het overblijfsel van de eertijds verveende
landerijen, riethraggen genaamd , welke in den winter en het vroege voor-
‘ jaar aan de arbeidende klassc bestendigon arbeid en een onbekrompen
bcstaan verzekerden, cn de bezitters eene goede winst oplcVerdcn, waren
alincdc voor het grootste gedeelte door den voorbecldeloos hoogen
vloed losgerukt, heinde en verre verdreven , zijnde daardoor insgelyks