nu de si rijdende parlijcn ; want, sinds den tijd dat Herlag E ric van
B rcnswijk Pandsheer der stad was geworden, werd de Luthersehe gods-
dicnst le W oerdbn , met uitsluiting van andere Gezindten , alleen in het
openbaar geoefend. Van den ijver der Wethouderschap voor die leere
gaf een Burgemeester der stad , R ornems F banszoon genaamd , een voor-
bceld, ter gelegenheid der raadplegingen ter Staatsvergadering , over
een te geven antwoord op de aanbiedingen, van wege den Koning van
Spanje , op de vermaarde Vredehandeling te Breda , aan de Staatschcn
gedaan. In dat antwoord had men gesteld, dat de godsdienst, die
hier te lande openlijk geoefend werd, zijnde de Hervormde, zoo als
die te Geneve, door C alvinos en anderen begrepen was, de Katholijke
Apostolische godsdienst was, Grootelijks mishaagde dit antwoord aan
Burgemeester F banszoon , vermits hij alleen voor de Hervormde gods-
dienst erkendo , de leer in de Augsbnrgsche belijdenis begrepen, en te
W oebden door hoog gezag bekrachtigd. Hij stond zoo stijf op zijn stuk ,
dat hij weigerde het ontworpen antwoord, door zijne onderteekeniDg, te
helpen bekrachtigen , tot dat ’s Lands Advokaat Bois hem onder het
oog bragt, dat niemand , door zijne onderteekening, zieh verder ver-
bond , dan voor de stad, door welke hy' afgezonden was, Hierdoor
liet hij zieh overbalen , mils men hem , ter zijner verantwoording,
eene akte verleende van hetgeen hij had aangemerkt. De Luthersehe
godsdienst bleef alzoo de eenige, die binnen W oerden geduld werd, tot
dat, by de verandering der regering, in Mei 1879 , eenrge Hervormden
doer den Prins tot regeringsieden werden gekozen , zoodat het in 1872
gemaakte verdrag gescbonden werd. In dit zelfdejaar (1879) begonnen
’s Lands Staten reeds te handelen over het afzweren van Koning F il ip s ,
en de Luthersehe Predikant S a h b e b was te dier tijd de eenige n ie t,
die van gevoelen was , dat zulk eene gewigtige zaak niet dan op goede
gronden behoorde te geschieden. Van dit gevoelen liet hij op 9 Augustus
1879 in bet openbaar blijken , en vermaande tot het gebed ,
om wysheid voor ’s Lands Staten af te smeeken, opdat zij dit niet doen'
zouden. Zijne vijanden meenden nu , dat de tijd rijp was , om hem ten
wissen val te brengen , en het reeds jaren lang tegen hem gesmeedde
onlwerp te doen gelnkken ; doch zij badden den moed n iet, om in' het
openbaar tegen hem op te treden. Hij werd aangeklaagd bij de Staten
van Holland , die, den 24 Augustus, besloten twee gemagtigden te benoe-
mcn , om te W oebden onderzoek te doen. Deze vervoegden zieh, den
31 Augustus, bij den Slotvoogd op bet kasteel, alwaar de aanklagers zieh
vereenigden. De Staten , het verslag hunner Gemagtigden gchoord heb-
bende, zonden andermaal twee Gemagtigden naar W oebden , ten einde
den Predikant zelven, op de punten van beschuldiging, te hooren. Wak-
ker verdedigde zieh de moedige man, ofschoon hij niet kon nalaten
aan te merken , dat, zoo men eene aanklagt tegen hem had, die had
behooren te geschieden aan de overheid der stad , als het meest bevoegd
zijnde, om daarover te oordeelen , bewerende , dat het onbillijk was ,
om over uitdrukkingen, op den kansel gebezigd, gehoor te geven aan
eene aanklagt van menschen , die nimmer ter kerke kwamen ; docb
de zaak was reeds beslist, en , in weerwil van de groote diensten, die
hij, gedurende het beleg der stad, bewezen had , werd hij , zonder eenig
verder onderzoek en alleen op het getuigenis van menschen , die hem,
om zijnen ijver in de goede zaak voor godsdienst en zedelijkheid, vij-
andig waren , van zijn ambt ontzet. De Staten zonden wederom' twee
Gemagtigden naar W oebden , die, den 9 November 1879, zijnen ambt-
genoot, H ckdbik V r e d b ia n d , bevolen de dienst in de kcrk alleen waar
WOE.
te nemcn : doch deze, van de onschuld zijns ambtgenoots ovcrluigd ,
vond daartoa geen vrijbeid. Uit naam van beide Leerareu zeideu des
anderen daags de vier Kerkmeesters C ornelis H endriksz. van B abfin-
ces Oud-Bu rgemeesler , W illem P ietbrszoon , D ir k J acobszoon en J a»
A a rm z de W i t , hunne dienst cp , waarop de Gemagtigden hen dadelijk
biihet woord vatteden en den Predikanten lieten verbieden voortaan ,n
de kerk te prediken, ten ware zij of van beiden op meows tot Prodikant
wierden aangesteld , waarvan aanstonds eene sebriftelijke acte
door beide Gemagtigden den 10 November onderteekend, werd opgemaakt.
Na den dood van Hertog E r i c v an B b o n sw ijk , die op den 17 November
1884 voorviel, en die, zoo als wij hiervoren gezegd hebben,
de heerlijkheid van W o e b d e n , van wege den Koning van Spanje, in
pandschap bezat, hadden do Staten het opzigt daarover aanvaard.
Zijn natuurlijke zoon , W i l l e m v a n B r c n sw i j k , en zyne zuster C a t h a -
b in a aan welke hij z i j n e heerlijke goederen , in Holland gelegen, ver-
maakte , sedert overleden zijnde, verzocht Jouos v a n B b o n sw ijk , dat
de Staten het opzigt over W o e r d e n , Liesveld en andere Brunswyksche
goederen , hier te lande liggende, ten beboeve van de daarop regt
hebbenden , wilden blijven behouden ; in welk verzoek de Staten bewil-
ligden. Hertog J c l i d s overleed den 2 Mei 1889; zijn zoon en opvol-
g fr, H e n d r ik J c l i d s , begeerde toen, dat de Staten de heerlijkheden
van W o e b d e n en Liesveld , benevens zeker huis in s Gravenhage, als-
mede de ontvangene inkomsten zouden overdragen ; doch de Stalen
waren van gevoelen , dat deze goederen , na het afsterven van J c l i d s v a n
B b o n sw ijk , op diens zuster C a t h a b in a waren vervallen. Deze nu was
met zekeren A n d b e a s D o b i a , die den Konmg van Spanje tegen de Staten
diende , gebuwd , ten gevolge waarvan de heerlijkheden en goederen
van het huis v a n B b o n sw ijk , hier te lande gelegen , allen werden
verbeurd verklaard. Men liet den Hertog de vrijheid , om zieh
tegen de gemelde verbeurdverklaring, door de gewone middelen van
regten, te verzetten ; doch deze zaak schynt tot op het jaar 1893
onvervolgd te zijn gebleven , als wanneer hij de hiervoren gemelden
cisch hernieuwde. Ter zelfden tijde deed C a t h a b in a v a n B b o n sw ijk , welke
destijds weduwe was geworden, de Staten om de Brunswyksche goederen
voor haar zelve verzoeken. Hierop besloten de Staten , op des
Hertogs handligting, ze aan te bieden ; mils hij borg stelde voor de
teruggave, en wanneer de w eduwe bewees, dat zij de natuurlyke
dochter was van Hertog E h i c v a n B b o n sw ijk , iels , hetwelk hy bo-
vorens had ontkend, hoewel de Staten in zoodanig geval, hun regt
tegen haar nog voor zieh bebielden , als gehuwd geweest zijnde met
een vijänd dezer landen. De Graaf v a n H o h e n lo , sedert het regt ver-
kregen hebbende , hetwelk Hertog H e n d r ik J o l i o s op de Brunswijksche
goederen, in Holland gelegen, bezat, bragt zoo veel bij de Staten te
weeg dat zy hem die afstonden : zelfs na zijn overlijden heel t zij ne
weduwe, M a r i a v a n N a s s a u , met welke gemelde Graaf, in het begin
van het jaar 1 8 9 8 , gehuwd was, de hiervoren gemelde ^goederen m
bezit gehad ; doch het pandscbap van W o e b d e n is , zooals wij hier boven
«ezien hebben , in het jaar 1617, afgelost; waarop vervolgens deze heerlijkheid
wederom met de Graaflijkheid van Holland is vereenigd geworden.
De heillooze twisten tusschen de Remonstranten en Contra-Remon-
strahten , welke in het begin der zeventiende eeuw ons Vaderland
beroerden, hebben o o k W oerden niet in rust gelaten. Iwee Hervormde
Predikanten , P etros C opus en P etros B ricquegnv , namen aldaar de