50 W A A.
worden, cn daarom het nemen Van meerdere voorzorgen begonnen te
staken. De Ambtman evenwel, door den Commissaris-Generaal van
Pallandt vak Barluam , van den Staat der bovenrivieren verwittigd
zijnde , en zieh sleeds ter dezer plaatse , als een geschikt middelpunt,
ophoudende, liet niet na allen te waarschuwen voor bet dreigend ge-
vaar en aan te manen, geen tijd te verzuimen. Al wat voor den
vloedvan dienst kon zijn, werd dus in requisitie gestcld, terwijl
men, den 22 Jannarij, noodig oordeelde , eene menigte schulten en
booten op den dijk te werken , teu einde daarvan bet vereischte ge-
bi’uik te kunnen maken. Zoo toegerust waebtte elk den watervloed
af', die echter nog niet voor den volgenden Zaturdag, den 2 8 , geheel
versebeen. Het water was inlusschen reeds eenige dagen vroeger
in den omtrek van bet dorp zoo hoog , dat onderscheidene huisgezin-
nen, die buitenaf woonden , genoodzaakt waren reeds vroeger naar
het dorp te vlugten , cn deze werden voor bet grootsle gedeelle ge-
plaatst in de dorpsekool; doch nu begon , op den gezegden 28 , het
water van oogenblik tot oogenblik te wassen , hetwelk voortduurde
tot dat het , in den nacht tusschen den 29 en 30 Jannarij , de ver-
schrikkelijke boogte bereikt had van zevenlien duimen boven den
vloed van het jaar 1784. Yelen waren nu genoodzaakt hun vee naar
den dijk te brengen en zelfs naar hooger staande huizen de vlugt te
nemen , gelijk ook zij , die in de school waren opgenomen , die verlaten
en zieh naar de kerk begeven moesten. In den volgenden nacht begon
het er , zoo van buiten als van binnen , nog akeliger uit te zien. In
de rivier steeg het water zoo hoog, dat het aan het boveneinde van het
dorp over den dijk begon te loopen, doch door de werkzaamheid van
den Heeinraad Hendricus Vermeblen, die al het noodige had doen in
gereedheid brengen , heitgeen tot eene kisting vereischt wordt, werd
het gevaar afgekeerd. Aan den anderen kant steeg het vloedwater nog
hoven de reeds gemelde hoogte, zoo dat men den geheelen nackt bezig
was , om het vee aan den dijk te brengen , met aken cn booten , achter
welke men het liet zwemmen. De lieden , die hunne toevlugt in
de kerk genonien hadden , werden nu ook door het water overvallen ;
de graven vielen in , de zitplaatsen liepen over, en de doodelijk be-
angste menschen schreenwden , voor de vensters klimmende , aanhou-
dend om hulp , en werden vervolgens door eene boot afgehaald en naar
elders overgebragt. Het gezigt, dat deze plaats den volgenden morgen
opleverde, was akelig 3 aan beide zijden , zoo aan den binnen als bui-
tenkant van den dijk , was het water verschrikkelijk hoog geklommen ,
terwijl de kruin van den dijk bedekt was met kennende menschen en
loeijend vee. De eersle werden, op last van den Ambtman, van brood
en kaas voorzien en het laatste door de eigenaars van voeder. Onder-
tusschen hoopte men het ergste te hebben doorgestaan , doch in den
avond van den 3QJanuarij verkreeghet water door den geweldigen storm
zulk eene verschrikkelijke kracht, dat nicts daartegen bestand was.
Geene booten konden nu varen , elk moest trachten zieh zelven en
zijn vee , zoo goed hij kon , te redden ; hetwelk echter velen maar
ter naauwernood gelukte , door zieh niet alleen op zolders, maar ook
op daken en balken te begeven Drie en dertig huisgezinnen werden
in dezen noodlottigcn nacht van hunne woningen beroofd , daar deze
geheel in puinhoopen veranderd werden; terwijl bovendien nog zes en
vijftig andere huizen zwaar beschadigd en zes koornbergen en vier
schüren omver werden geworpen; ook een en dertig stuks vee werd
eene prooi der golven ; gelukkig echter kwamqn er geene menschen om.
De ongelnkkigen , wier huizen in dezen nacht bijna geheel vermeid
werden, verlieten die en werden opgenomen door anderen, die hetge-
luk hadden gehad hunne huizen te mögen behouden.
Ook bij den watervloed van Januarij 1820 leed dit dorp groote schade.
Eene overstrooming , welke, in minder dan twee etmalen , 4 duim hooger
steeg, dan in bet jaar 1809, en in zoo verre de ongelukkige ver-
wachting nog overtrof, moest natuurlijker wijze vele hutten en woningen
wegspoelen , den voorraad van voeder voor mensch en vee vernielen , en
de landerijen verzanden , die in het ongunslig saizoen van 1 8 1 6 , en
laatstelijk in 1819 , door het ongedierte zoo jammerlijk hadden ge-
leden. Deze ramp zelf werd, weinige dagen daarna, en wel door
den hevigen wind in den nacht tusschen den 27 en 28 , nog aan-
inerkelijk vergroot. Vele , zelfs zeer Sterke, huizen, schüren en woningen
werden grootelijks beschadigd , en andere minder sterk en
stevig gebouwd, en door het water reeds hier en daar aan het wan-
kelen gebragt, bezweken nu geheel. Ook verongelukte er veel v e e ,
hetwelk men gemeend had te behouden.
WAARDENBURG, oud kast. in den Tielerwaard, prov. Gelderland,
Benedendistrikt, arr. en 3J u. Z. van Tiel , kant. en 1£ u. Z. van
Geldermalsen, gem. en 10 min. O. N. 0 . van Waardenburg, tegen
den Waaldijk, door een breed water omringd waardoor een dam ligt,
die naar den dijk geleidt.
Dit slot is zeer oud en plagt van eene groote uitgestrektheid te we-
zen , doch het is in het jaar 1874 door L o d e w i j r , Graaf van Nassau,
broeder van W illem I , Prins van Oranje , verbrand ; dewijl deVrouwe
van W aardenbbrg (een bastaard dochter van den laatsten Hertog K arel
vak G elder) Spaansch gezind zijnde , 300 Spaansche Soldaten ingeno-
men had. Het zal daarna weder opgebouwd zijn : want nog een groot
gedeelle daarvan, waarin verscheidene vertrekken zijn, is nog heden
staande gebleven ; wordende bewoond , door den Rentmeester der heer-
lijkheid.
Onder de landüeden hieromstreeks, wordt dit slot dikwijls genoemd
ten aanzien van den zoogenoemden Wonderdocter F a d stib s , die aldaar
velerlei tooverijen zoude hebben uitgevoerd. Eindelijk zou de duivel
voor zijne legerstede gekomen zijn, hem met zieh hebben gesleurd en
door een venster met hem zijn verdwenen. Thans beslaat het gebouw
eene oppervlakte van 27 v. r., en wordt in eigendom bezeten door den
Heer H ans W illem Baron van A vlv a van P allandt , Heer der heerlijk-
heid , woonachtig te Neer-IJnen.
WAARDENBURG (POLDER-VAN-), pold. in den Tielerwaard, prov.
Gelderland, Benedendistrikt., arr. T ie l, kant. Geldermalsen, gem.
Waardenburg ; palende N. W. aan den Polder-van-Enspik , N. aan den
polder-van-Deil en den Polder-van-Geldermalsen, 0 . aan den Polder-
van-Ncer-IJnen, Z. 0 . aan de Uiterwaarden-van-Waardenburg-en-Op-
IJnen , Z. aan de Waal, W. aan den Polder-van-Tuil.
Deze pold. beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van
897 bund. 38 v. r. 20 v. eil.; telt 120 k., waaronder 20 boerderijen ,
en wordt door sluizen , op de Linge, van het overtollige water ontlast.
Het polderbestnur bestaat uit twee Poldermeesters en eenen Secretaris.
W AARDEN BURG-EN-NEER-IJNEN , kerk. gem., pro y. Gelderland,
klass. van Bommel, ring van Tuil.
Deze gem. heeft twee kerken, als eene te Waardenburg en eene te
Neer-IJnen. Men telt er 1060 zielen , onder welke ruim 350 Ledernsten.
De eerste, die in deze gem. het leeraarambt heeft waargenomen, is