zee gemeen geworden. In bet jaar 1846 heeft nie« echter ondemo-
inen de?e pold. weder in te dijken en dit werk is met den besten
uitslag bekroond, zijnde daardoor eene oppervlakte van 418 bund,
zeer goed land aangewonnen.
W1ERINGERSLOOT, water in de V ier-Naorderkoffijen, prov.Noord-
Holland, dat in eene noordoostelijkc rigting van Hoogwoude naar Lambertschaag
loopt.
WIER1NGER-VLAAK (HET), droogte ten N. van de Zuiderzee, in
de Vliestroom , W. van het Breezand.
WIERINGERWAARD, gem., prov. Noord-Holland, arr. Alkmaar,
kant, Schaffen (1 k. d., 14 m. k., 9 s, d. ) ; palende N. aan de Zuiderzee
, O. en Z. aan de gem. Barsingerhorn-Kolhorn-en-Haringhuizen,
W. aan de Zype.
I)ezo gem. bcslaat uit de bedijking de Wi e r i n g e rwa a r d , ook
wel de N i e uwe -Z y p e gebeeten. Y6or de bedijking was deze waard
een slijk buitcn den Westfriesche-zeedijk liggende, doch A driaar M aar-
t e r s z . C oeterburg van Alkmaar vcrzocht den 10 Junij 1397 octrooi, om
dit slyk te bedijken , hetwelk hem, den 6 September van dat zetfde
jaar , door de Staten van Holland en West-Friesland , w ord toegcstaan ,
nadat alvorens eenige Afgezondenen van die van dc Rekening van Hoi-
land het voormelde slijk hadden wezen zien , cn een günstig berigt
van hunue bevinding overgegeven hadden. Hit octrooi van bedijking
is niet alleen aan hero, Coetenburg , verleend , maar ook aan zijne
erven en nakomelingen, en regt van hem verkrijgende j in diervoege,
dat h y , of zlj , dien waard bedijkt hebbende, dien, als zijn , oi hun
vrij cn eigen goed , ten eeuwigen dage behouden en bezitten zouden ,
en dat met vrijdom van da tienden voor vijftien jaren , van de ver-
ponding voor tien jaren, en van de imposten van het hoorngeld en
bezaaide gemeten , beginnende na het voltrekken van de bedijking j
voorts met vrijdom van alle gemeene landsmiddelen van consnmptie ,
ingaande met de eersle bedijking, en van de tollen voor alle de in-
woncrs van dien ten eeuwigen dage, en van alles , hetgene zij zullen
voeren, of doen voerennaar, of van den gezegden W ierirgerwaard en
andere landen , mits dat binnen zes jaren tijds de voorgcstelde bedy-
king gedaan en voltrokken werd , met eenen vasten winterdijk , van
al zulke hoogte en breedte, als gemelde Heeren Staten in dit octrooi
voorschreven en bepaalden , en dat na de voltrokken bedijking, zoo-
lang de ingedijkte landen zonder inbreuk en overstrooming bleven , van
icder morgen jaarlijks een erkentenisse van 20 stuivers ten behoeve van
de Graaffelijkheid van Holland betaald zoude worden j blijvende daaraan
voorbchouden alle hooge middelen , en lage jurisdiction , en moetende ,
ingeval deze waard weder inbrak, de ingelanden telkens binnen vier
jaren dien wederom bedijken. Waarop deze bedijking wel ondernomen
werd , doch door het gebrek van arbeidcrs zoo siechten voortgang had ,
dat zieh de onderuemers, in 1605, genoodzaakt vonden , een uilstel van
nieuwe zes jaren, tot de voltrekking van hunwerk, te verzoeken , dat
bun ook verleend werd ; waarna zij in 1608 aan deze bedijking begonnen
en die in 1609 voortzetteden , met hoop van haar binnen die twee
jaren voltrokken te zullen hebben, dat hun echter roislukte , door het
gebrek aan stoife, waarmede de dijken in deze gewesten gemaakt worden
, waardoor zij op eene andere wijze hebben moeten werken, cn dc
dijkaadje de behoorlijke zwaarte en dikte niet bekwam , zoo als zij ,
volgens het gemaakte bestek, voorgenomen hadden, zoo dat door den
zwnren storm van den 27 Februarij 1610 onderscheidcne gaten cn
grondwielen in den dijk vielen , die men nog tot laat in het voorjaar bc-
zig was met rijs, cn niet zinken van schepen , tc stoppen, om daarop
eenen vasten voct en grondslag te maken , waarop een bekwaine win-
terdijk kon gelegd worden ; waarbij nog kwam , dat men , wegens den
pestadigen regen en natlen zomer , die dosloffe, tot het werk vereischt,
onbekwaain maaklo om bewerkt le worden , het dijken moest staken.
Toen men dit echter in het jaar 1611 hervatte, en met kruiwerken en
klei naar behooren bezorgd had , bevond men dat onderscheiden vakken
dijks , ter hoogte van 12 en 13 voeten (3,78 en 4 eil.) opgehoogd zijnde,
tot den grond toe begonnen te zinken, ja op sommige plaatsen tot twee
en drie malen toe , met veel zwaarder en hooger loopende kosten, dan
de onderneuiers gegist hadden , weshalve zij, bij een nader verzoek-
sehril’t , eene verdere verlenging van hun eerst verkregen octrooi ver-
zoehten, cn dit den 25 Maarl 1612 verkregen, voor nog vijt achler-
eenvolgcnde jaren, binnen welke dan ook de geheele waard , zonder
verdere rampen, in zijne dijken gesloten en bcvesligd is geworden.
Men won hierdoor een streck lands aan van 1895 morgen , ofschoon
men het slijk, bij het verzoeken van het octrooi, slechtsals900 morgen
gröot had opgegeven. Volgens de kadaslralu opmeting beslaat deze bedijking
eene oppervlakte vän 1859 bund. 57 v. r. 16 v. eil., waaron-
derl856 bund. 71 v. r. 95 V. eil. belastbaar land ; daar echter sedert
weinige jaren de grensscheiding naar de zijdc van fiarsingerhorn gewij-
zigd is , beslaat de gem. W ierirgerwaard thansslcchts eene kadaslrale op-
pervlakie van 1846 bund. Eris in deze gem. eigenlijk geen d., maar zij
beslaat alleen uit verspreid liggende boerderijen en woningen. Men telt
er 148 h ., bewoond door 185 huisgez., uitmakende eene bevolking van
940 inw., die meest jn den landbouw en veeleelt hun bestaan vinden;
ook. heeft men er eenen korenmolen. De landerijen in den W ier ik g e r -
waard worden voor de beste en vruchtbaarste in gebeel Nederland gere-
kend , bestaande meerendeeis in teelland , ofschoon er eenige goede wei-
landen zijn. De polder wordt er door zes groote watermolens , vier
beneden en twee boven , bemalen , cn waterde voorheen uit door twee'
sluizen , zijnde de eene de duikersluis in het Noorden ; de andere de
groote of Nieuwersluis in het Oosten j doch deze i s , in het jaar 1748,
weggeruimd , omdat men die tot uitwatcring of schtilling nict meer
noodig had of gebruiken kon. De Noord- en Westdijk is sedert het?
laatst der vorige eeuw met paalwerk bezet, ter bcscherming van den dijk
die 's winters, door den aanslag van het water, veel begon te lijden.
De W ie r in g e rw a a r d kan als een voorinuur van West-Friesland be-
schouwd worden. In 1836 is men begonnen met het paalwerk over
eene lengte van bijna 3000 eilen te vernieuwen , welk werk eene kosten
van 30,000 gülden beloopen heeft. Over deze waard is een heemraad-
schap, bestaande uit eenen Dijkgraaf, vijf Heemraden , acht Hoofd-
Ingelanden., eenen Penningmeester cn eenen Secretaris.
De Herv., die er 770 in gclal zijn , onder welke 270 Ledematen ,
maken eene gem. uit, welke tot de klass. van Alkmaar, ring van de
Zijpe, beboort. De eerste, die in deze gem. het leeraarambt heeft
waargenomen, is geweest J ohanhis M egapolensis , die in het jaar 1634
herwaarts kwam, en in het jaar 1638 naar Sneek vertrok. Hel beröep
geschiedt door den kerkeraad , onder agreatie van Dykgraaf en Hoofd-
Ingelanden.
De kerk, die in het jaar 1633 geslicht is , Staat in het noordelijkste
gedeelte van den Waard, aan de sluis en vaartweg. Het is een lang-
werpig vierkant gebouw, met eenen honten toren, doch zonder orgel;