Den 5 November 134 8 , werd alhier gesloten een verdrag van onder-
linge hulp en bescberming, tusscben Hertog W illem van Beijeren en
Uertog R einald van Gelre.
In het jaar 1 4 0 3 , gedurende den twist tusscben Hertog W illem van
Beheben en J an van Arkel, werd de stad, door aanhangelingen van
den laatste, verrast, geplunderd en verbrand en een dertigtal Gorin-
cbemscbe gevangenen in vrijheid gesteld.
In 1418 werd te W obdricrem , onder bemiddeling van F ilips den
Goede, Hertog van Bouryondie , een vrede gesloten tusschen J an van
Beijeren , Bisschop van Luik, en J an IV, Hertog van Braband.
In dejaren 1284 tot 1286, werden in W obdrichem meermalen vredes-
onderkandelingen (onder den naam van Parlamenten) gebouden , tusschen
de gezanten van de Hertogen van Braband en Gelderland en den
Graaf van Holland , over het gerezen geschil en den ontstanen oorlog over
de opvolging in de regering van het Hertogdoin Limburg , in welk geschil
F loris V, Graaf van Holland, den Hertog van Braband, met ge*
wapende kog-schepen , die te Dordrecht werden uitgerust en verzameld,
te hulp kwam, als wanneer, die verniaarde veldslag van Woeringen
geleverd werd , waarbij de Geldersche Hertog en zijne helpers gehtel ver-
slagen werden.
De stad verkreeg den 4 Maart 1466 , en den 8 December 1468 , reeds
de bevestiging van handvesten en Privilegien voor hare poorlers en in
het jaar 1476 van J acob , Graaf van Hoosne baren Heer, onderscheidene
voorrcgten en vrijheden , die, in hqt jaar 1477 , door Vrouw Maria van
Boorgondir , als Gravin van Holland, bevestigd werden.
In het jaar 1521, in den oorlog tusschen de Gelderschen en Hollanders,
hebben de eerstgemelden de stad bij verrassing ingenomen , onder K arel
van Gelder. Zij beklommen de wallen in het holst van den nacht met
ladders en namen den Graaf van H oorne gevangen , hem noodzakende §
om zieh, benevens al de bewoners van W obdrichem, voor eene groote
somme gelds te rantsoeneren.
In 1 5 5 8 , gaf de Graaf de Montmorency of van Hoorn , als Heer van
A lten a , aan de nieuwe schutters of kloveniers van W obdrichem eenen
bfief of handvest.
Criapfin Vitelli , dien R eqbesens , in het jaar 1574 naar Zuid-Hol-
land gezonden had, viel op W oudrichem aan , beschoot het en nood-
zaakte de bezelting de plaats te vertaten.
Niet lang intusschen sebijnen de Spanjaarden er vertoefd te hebben.
Want in den jare 1590 werden de Staten van Holland van Gra-
vinne W albdrg van Niebwenaar , wed. van. F ilips van Montmorency,
Graaf van H oorn, door koop eigenaars van de heerlijkheid der stad
W obdrichem, om die vervolgens met Holland te vereenigen. De over-
dragt geschiedde voor Leenmannen van de grafelijkheid van Holland ,
den 2 October 1 5 9 0 , met de van ouds gebruikelijke plegtigheid bij
dusdanige gelegenheden , door de overlevering van eenen halm , voor
eenen koopprijs van 90,000 gulden.
Negen jaar later liep de stad groot gevaar om op nieuw in handen
der Spanjaarden te vallen. Claude la Barlotte , een kloek Spaansch
krijgsbevelhebbcr, had het plan uitgedaebt, om de stad in eenen nacht
bij verrassing te bemagtigen. Tot geluk van de stad toefde bij eene
poos met het maken van bedenkingen over de wijze hoe zijn plan te
volvoeren (1). Eindelijk tot een bepaald besluit gekomen zijnde en
11; Welligt heeft aan 0 i t Oralen Oe uitdrukkir.g labar'.oltig zij D e n oorsprong te danken.
naar oeno van (Po slndspoorlcn, die open stond , zieh begevon, heb-
bondo, word bij slechts een oogenblik voorgekomen door eenen inge-
zeten der stad; Dezc, door den torenwachter geroepen , ijldo naar
de poort en sloot die voor do Spanjaarden, vervolgens, zijne sladge*
nooten gewekt hebbende , bragt hij weldra de gehecle stad in rep
cn roer. Men wil dat la Barlotte. wel 1500 man bij zieh had , van
welke velen in bocrengcwaad verkleed waren en körte roers onder hun
gewaad yerborgen hielden.
Na dien tijd is W obdrichem in het bezit gebleven van de Staten van
Holland ; in April 1810 overgegaan aan Frankrijk, en in 1818 over-
gegaan aan Noord-Braband.
WOUDRICHEM-EN-OUDENDIJK , gem. in het Land-van-Altena ,
prov. Noord-Braband, Tweede distr., arr. ’s Hertogenbosch, kant.
Hemden (10 k. d., l i m . k., 8 s. d. ) ; palende N. aan de Merwede,
die haar van de gem. Gorinchcm en Vuren scheidt, O. aan de Maas,
waardoor zij van de gem. Pouderoijen gescheiden wordt, Z. aan de
gem. Rijswijk, W. aan de Wcrken-en-Sleeuwyk.
Deze gem. bevat het plattclandstadje Wo u d r i c h em en het geh.
0 u d e n d ij k benevens eenige verstrooid liggendc h.j beslaat, volgens
het kadaster , eene oppervlakte van 698 bund. 60 v. r., en telt 202 h.,
bewoond door 248 huisgez., uitmakende eene bevolking van ruim
1400 inw., die meest in den landbouw, visscherlj en veeteelt hun be-
staan vinden. Ook heeft men er eenen korenmolen.
De Herv., die er ruim 1300 in getal zyn , maken de gem. van Wou-
d ri ch em uit.
De R. K., van welke men er 80 telt, parochicren te Woudrichem.
De 20 Isr., die er wonen, worden tot de bijkerk van Capelle ge-
rekend.
Men heeft in deze gem. eene school te Wo n d r i c hem.
Het wapen dezer gem. bestaat uit twee zaltnen rng aan rüg op een
goud schild, hangende met een lint aan eenen dorren boom. In den
gevcl van het stadhuis vindt men dit wapen in steen met het jaar?
lal 1592.
WOUDSCHE-BEEK (DE), water in het markgr. van Bergen-op-
Zoom, prov. Noord-Braband. Zie W obwsche-bbek.
WOUDSCHEN-DIJK (DE) of de Z wed , geh. in Rijnland, prov.
Z u id -H o lla n d arr. en 3 n. O. van Leyden, kant., gem. cn 20 min.
O. van Wottbrugge; met 11 h. en ruim 70 inw.
WOUDSCHE-POLDEB (DE), pold. in Delfland, prov. Zuid-IIol-
land. Zie Wobdpolder (De).
WOUDSEND of W oltsend, in het oud-Friescli W ablseyndra , o ,,
prov. Friesland, kw. Westergoo, griet. Wymbritseradeel, arr., kant.
en 2 u. Z. Z; W . van Sneek, aan de vaart van Sneek naarSlootcn en
de Lemmer of Noorder-Ee.
Met ontleent zijnen naam van zijne ligging, aan het einde van het
mecr de Fluessen, welke waterplas , naar hetgeen oude kronijkschrijvers
opgeven , in overoude tijden , ccn uitgebreid woud of bosch , genaamd
de Gr o o t e -K r e i l , zon geweest zijn, waarin zieh auer-ossen ophicl-
den , en alwaar de Friesche Köningen en grooten zieh met jagen plegen
te vermaken , doch dat naderhand, men weet niet door welk töcval, uit-
gebrand en in een meer zou veranderd zijn. De Köningen van Stavoren
liadden , £ u. van hier, een jagtslot, waar thans het d. Heeg Staat,
waarvan dit dorn ook ziinen naam ontleent: want een heeqh beteekent,
XII. Deel. 41