beliooro.n. — Men verdeck dit gehucbt in twee buurtjes , Grool - ,
Wa t e r e » en Kl e i n - VVatere.il genoemd.
Er is eene landbouwkundige scbool der Maatschappij van Welda-
digheid gevestigdwelke ruim 70 leerlingen tel t, die niet alleen bet
uitmuntendst theoretisch onderwijs ontvangen , maar die ook dadelijk
praklijk bij theorie leeren voegen, daar ieder kweekeling een stak
iieidegrond van 5 of 6 Nederlandsche roeden bekonil, hetwelk bij in
zijne uren van uitspanning naar zijnen eigen zin ontginnen , bemesten ,
bebouwen en bezaaijen kan. De daarop geteelde vruebten konien le
zijnen voordeele, doch bij moet zelf voor de noodige meststoffen zorgen .
WATEREN (GROOT-), buurtje in Dieverderdingspil, prov. Drenthe ,
arr. en 4-J u. Z. W. van Assen, kant. en 2£ u . N. len 0 . van Mep-
p e l, gem. en l j u. N. teil W. van Dieveren, bet oostelijk gedeelte van
het geb. Waleren uitmakende, % u. Z, 0 . van Klein-Wateren ; inet
4 hi en ongeveer 40 inw.
WATEREN (KLEIN-), buurtje in Dieverderdingspil, prov. Drenthe,
arr. en u. Z. W. van Assen, kant. enSu. N. ten 0 . van Meppel,
gem. en u. N. ten W. van Dieveren, { u. N. W. van Groot-Wateren ,
op de uiterste grenzen legen de prov. Friesland j inet 2 h, en ruim
90 inw. — In dit buurtje is de hierboven ,, op het art. Watere«,
vermelde scbool gevestigd.
WATERFORT (HET), fort in Oosl-Indie, op het Bandasche eil.
Banda-Neira. Zie N a s s a b .
WATERGANG, d. in Waterland, prov. Nonrd-UoUand, ,arr. cn
8 u. Z. Z. W. van Hoorn, kant. en 1 | u. Z. van Purmerende, gem.
Landsmeer-en- Watergang, | u. 0 . van Landsmeer, op 5 min. af-
stands paralel van het Groot-Noordhollandsche kanaal.
Men telt er SO h. en 280 inw., die meest hun bestaan vindcn in
de boerderij en het verkoopen van melk te Amsterdam.
De Herv., die er 230 in gelal zijn , onder welke 100 Ledematen ,
maken eene gem. uit, welke tot de klass. van Edam, ring van Purmerende,
behoort. De eerste, die in deze gem., nadat het kerkclijk
van Landsmeer werd gescheiden , waarbij het in 1627 gevoegd was,
het leeraarambj heeft waargenomen , is geweest S im o n ’ t R i j z e r , die
in het jaar 1636 herwaarts kwam en in het jaar 1691 vertrok. Het
beroep geschiedt door den kerkeraad. De kerk , welke omtrent het
jaar 1627 gebouwd i s , is een vrij net gebouw, met eenen spitsen to-
ren, welke in 1832 geheel vernieuwd is , doch zonder orgel.
De 40 R. K. parocbieren tej Mortnickendam. — De dorpschool wordt
gemiddeld door een getal van 55 leerlingen bezocht.
WATERGAT (HET) of de B reesaper- beek , duinsloot in het balj.
van B rederode , prov. Nöord-Holland, gem. Velsen, welke de Breesaap-
(zie dat woord) geheel omringthet water uit de omliggende duin-
gionden ontvangt, in eene noordweslelijke rigling in de Noordzee uit-
loost en door sommigen gehouden wordt voor eene oude uitloozing van
den Rijn,
WATERGOOR, hofstede op de Neder-Veluwe, prov. Gelderland,
distr. Veluwe, arr. en 9£ u. N. W. van Arnhem, kant., gem. en £ u.
N. van Nijherk, aan de Vaart.
Deze hofstede, bestaande uit heerenhuis cn verdere getimmerten ,
luinen , lanen , grachten, houtwal , bosch- en uitmuntende hooi- en
weilanden , beslaat, met de daartoe behoorende gronden , eene opper-
vlakte van 13 bund. 85 V . r. 70 v. eli., doch wordt thans in perceelen
bij onderscheidenen bezeten. .
WATERGRAAFSMEER (HET) «f Dieübbmbbb , gem. in Amstelland,
prov. ISoord-Holland, arr. cn kant. Amsterdam (10 k. d., 3
11 s d ) * palende N. aan de gem. Nieuwer-Amstel en voor een klein
gedeelte aan Diemcn-en-Diemerdam, 0 . en Z. 0 . aan Diemen-en-Dm-
merdam, Z.enZ. W. aan Ouder-Amstel, W . aan den Amstel, N. W.
aan Nieuwer-Amstel. . 1 1
Het was vroeger een meer, dat den naain van D iembrmeer ontleende
van het nabij gelegen d. Diemen ; doch de oorsprong van de bena-
ming van W atergraaesmeeb of W atergraets-meer is onzeker, tenzij men
bcwijzen kon , dat het water van dit meer eerst bestaan heeft in eene
wateraracht, die door de ovcrstroomingen tot een geheel meer is aan-
aearoeid Zeker is het , dat het uitgestrektheid en diepte genoeg ge-
had heeft, om met oorlogsfregatten te kunnen bevaren worden. Üm-
trenl het jaar 1508, in den Gelderschcn oorlog, die Hertog K a r e i
tegen de Holländers voerde, na den dood van F ie ip s van O o s t e n r i jk ,
verweerden zieh die van Amsterdam uit eene schans bij IJpcsloöt.
Deze schans werd gedekt door onderscheidene sebepen op het 1J en
op het D iemer- meer , waardoor de Gelderschen genoodzaakt werden ai
te wijken. Een dergelijk middel van galeijen op het meer, met onder-
stand van schepen op het I J , verdreef ook, in 1572, het volk van
S o n o v , hetwelk den Diemerdijk bemagtigd had , om Haarlem le ver-
ligten , en Amsterdam , betwelk toer. de Spaansche zijde hield, te
benaauwen 1 doch deze benden werden zelve benaauwd, en een wak-
kere legenstand kon haar niet bevrijden van den bongersnood , door
het missen van allen toevoer, waarom zij de opgeworpene schans b(j
IJpesloot möesten verlaten.
Oudtijds voor de bedijking , behoorde de eigendom van het D iemer-
meer aan Burgemeesteren van Amsterdam, die in het jaar 1624 , met
kennis en goedvinden van den Raad der stad , besloten dit meer le
bedijken , en tot land te maken , waartoe zij in den zelfden jare oc-
trooi van de Staten van Holland en West-Friesland verkregCn, niet
vele vrijdommen , die gemeenlijk bij dergelijke ondernemingen werden
vergund. Dit octrooi werd , in het jaar 1626, uitgebreid, door de
vergunning , om de landen, Kaden , wegen , als anderzins , hetwelk tot
de bedijking noodig was j van de eigenaars te mögen overnemen. Vol-
gens deze octrooijen werd het werk der bedijking en droogmaking tot
stand gebragt en het meer was droog in het jaar 1 6 2 9 , wanneer do
eerste Regenten tot het bestuur van het beemregt en de polderzaken ,
werden aangesteld. Burgemeesteren van Amsterdam verkochten ook
te dler tijd de landen in het meer, die naderband , op den 31 Julij
des jaars 1651 , gekaveld werden cn bij kavelingen van 10 morgen
(8 bund. 50 v. r.) .aan de koopers toebedeeld en'ten opzigte van die
landen , welke längs den ringdijk liggen , met een toegift van omtrent
een morgen (85 v. r.) voor het oude land aan den vorigen zoom van
het meer. >
Na de eerste droogmaking•, brak deze bedijking, in den voornacht
tusschcn den 5 en 6 Maarl 1651 door. Het water liep , omtrent den
molcn aan het Nieuwe-Diep, over den ringdijk van het meer, en ver-
oOrzaakte aldus eene doorbraak , met een gat , ter lengle van omtrent
25 roeden (ruim 94 eil.) en epne diepte van 27 tot 30 voeten (8 tot
9 e il.), beneden hpt gemeene winterwater. Het water stond 16 voeten
(5 eil.) koog in het meer, en meest alles werd door de overstrooming
vcrnield. Den ingelanden onlzonk echter den moed niet om de schade
van den dijk te bers teilen , bet meer weder uit te malen n hun ne