WADESTIJN .of W AUESTUü, adell. h. in de'n Tielerwaard, prov,
Gelderland, ßenedendistrilst, arr. en 6 u. W. tcn Z. van Tie}, kant.
cn 2£ n, Z. W. van Geldermalsen, gem. en W. N. W. van Herwijnen.
Dit kast., hetwelk door Maarten van R ossem gesticht is , en door hem
bewoond werd , was eene ridderhofstad die in leen gehonde» werd van
den Hertog van G elder len Zulphensche leenreglen , en is thans nog,
een deftig gebouw, inet ruime ¡¡rächten en fraaije plantaadjen omringd.
Op een der hoeken is een rond lorentje, en op eenen anderen het
voelstuk van eenen ronden dikken toren , waaruit hlijkt, dat het voor-
heen een zeer zwaar kasteel was. Het beslaat, met de daartoe be-
hoorende grondcn , eene oppervlakte van ongevecr 70 bund.
Als oudsle bezitters komen voor de Heeren van Herwijnen , wier
slot het geweest is van 1342 tot 1403 , als wannecr het aan de Heeren
van Haeiten overging. In 1630 kwam het aan Mr. A bend Baron de
B y e , wiens dochter met Mr. J acob van der S teen trouwde waardoor
het in die familie overging en tot nu toe in regtstreeksche linie be-
zeten is. Zijnde het thans nog een eigendom van den Heer Baron
van der S teen van W adestijn en O bk e b en , die het bcwoont.
WADJAK, distr. in Oost-lndie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Kedirie, reg. Ngrotvo.
WADJIER o f W o d g ie r , e il.' in Oost-lndie, in d e n Moluksche-Archipel,
t o t d e udroe-groep b e h o o r e n d e .
Aan de westzijde van het eiland ligt het dorp Wadj i e r , aan een
zoutwater riviertje, en binnen ’slands zijn nog eenige. andere dorpen
over het eiland verspreid.
De fivier , aan welke het d. gelegen is , loopt door tot aan het on-
dereinde van het eiland ; de beide oevers zijn laag en moerassig, en op
vele pläatsen , zelfs niet verre van de mönding is de diepte zeer gering,
zoodat verscheiden plaatsen met laag water droog vallen. De rivier is
echter ongemeen vischrijk , hetwelk in het algemeen met alle de wa-
teren van deze eilanden het geval is. Daarentegen vindt men hier wei-
nig of geen vee.
De b e w o u e r s v a n W a d jier z i jn g r o o t e l i e f h e b b e r s v a n n a g e n ia a k t e
b la a u w e , r o o d e e n v o o r a l v a n g e v e r w d e k a t o e n e n li j n w a d e n , a l s o o k v a n
v i e r k a n t g e r u i t o f d i g t in e lk a n d e r g e b lo e m d e s i t s e n s t o f f e n .
Zij zijn Mohhammedanen, en op verre na zoo talrijk niet als de Chris-
tenen der overige eilanden , met welke zij in vrij goede verstandhouding
leven. Zij doen zieh ook voor als onderdanen van het Nederlandsch
Gouvernement, hoewel zij over het geheel ourustiger van aard schijnen
te zijn dan de Christen bevolking.
Toen de Luitenant ter zee, K ole , dit eiland in September 1823 be-
zoclit, bestond er sedert lang tusschen het dorp Wadjier en den Orang-
toea van Eannabell, een d. op het eil. Wokan, een punt van geschil,
welke aldus ontstaan was. De Orang-toea van Eannabell bezat een
steenen gebonw met eenige stukjes gesehnt omplant, aan de noordoost-
zijde van het eiland Wokan. Hij was onder de vermögende inwoners
te rekenen , was eigenaar van eene aanzienlijke menigte harta (kost-
baarheden), en daar hij schrander en in den handel bedreven was , ver-
meerderde hij zijne bezittingen , totdat hij algemeen als eenen der rijkste
inwoners bekend stond. Dit verwekte afgnnst bij die van W a d j ie r ,
van welk eiland de genoemde Orang-toea voorheen een ingezeten was
geweest. Door het uithuwen van eene zijner dochters ontstond er tusschen
eenen inwoner van Fannabell en een van W a d j ie r , onder boven-
gemelde omstandighedeo eene twist, die weldra zoo hevig was , dat de
een den anderen dreigde, hem bij eerst voorkomende gelegenheid om
het leven te zullen brengen. Eenigcn tijd bierna , waren de bewoners
van W a d j ier met eenige vaarluigen naar Wokan geweest, om aldaar
eenig werk te verrigten , en den Orang-kaja behulpzaam te zijn in het
herstellen van het kerkgebonw. Bij bunne terugvaart, werd de per-
soon , die over het gemelde hnwelijk twist gekregen had , met vier anderen
in eene praauw vermoord ; de daders weldra gegrepen zijnde,
verklaarden , dat zij tot deze misdaad omgekocht waren geworden , door
die van Fannabell. Hierop begaven de Wadjirezen zieh , zonder eenig
verder onderzoek , naar het huis van den Orang-toea van Fannabell,
op eenen tijd, dat deze zieh daar niet ophield. Om weerwraak over
den gepleegden moord te nemen, schoten zij eenige personen van zijne
familie dood , namen de overige als slaven mede , roofden al zijne goe-
deren , en staken het fraaije woonhuis in den brand , waarna zij met
bnit en bloed bedekt naar W a d j ier terugkeerden. ,
De Orang-toea , hij zijne terugkomst alles vermeld ziende , vlugttc
naar Wokan, alwaar hij vriendschappelijk onthaald werd. De Orang-
kaja van Wokan , zieh echter niet magtig genoeg achtende om den
ongelukkigen huisvader voldoening te verschaffen, cn ook ongaarne
met de Wadjirezen in oorlog willende komen , konde hem door geweld
zijne goederen niet terng doen geven , doch bragt het door minzame
bemiddeling zoo ver , dat men hem een gedeelte daarvan tcrugschonk.
Toen de Luitenant ter zee K o l f f aldaar kwam was het reeds vier
jaren geleden , dat dit een en ander had plaats gehad en nog dutirde
de verbittering voort. Door zyne bemiddeling evenwcl kwam men
overeen dat een gedeelte van het geroofde zoude worden teruggegeven
en werd eenen ingewortelden haat in vriendschap veranderd.
WADJOE, rijk in Oost-lndie , op het Sundasche eil. Celebes, op
het midden des eilands, aan de Baai-van-Boni,
Dit rijk, . in de Bonische taal W a d j o e en naar de Makassaarsche
uitspraak T o a d jo , is gelegen benoorden de Tjinzaboni, die het van
het Bonische rijk afscheidt, en strekt zieh verder uit tot aan Panakeke,
hetgeen als een vrij vorstendom onder W a d jo e behoort. Verder noorde-
lijk strekt het zieh tot Loehoe ui t; ten Westen gaat het tot aan de
grenzen van Adjoe-Tamparang of Sidenring.
Het rijk W a d j o e wordt bewoond door een volkstam, die door goede
hoedanigheden günstig bekend Staat. De inw. bezitten zoowel eene zachte
geaardheid als inschikkelijkheid en redelijkheid , leven zeer vreedzaam
onder elkander , zoeken door handel en nijverheid hun bestaan en drij-
ven eenen nitgestrekten handel met alle andere volken van Celebes
en met de Chinezen. Vele versterken hunne woningen , om zieh te-
gen de geweldenarijen der grooten in veiligheid te stellen.
In dit rijk zijn veerlig, die het gezag voeren , onder welk getal soms
vrouwen zijn. Deze veertig Raadslieden zijn in drie p'arlijen verdeeld ,
ieder dertien leden sterk, zijnde de Matoewi of Koning het vecr-
tigste lid. ledere partij kiest eenen Palara of Minister van Oorlog,
en eenen Pandenrang of Minister van Politie. De negen en dertig leden
kiezen , bij onlstentenis van den Koning, een ander uit hun mid-
den in zijne plaats, zonder verpligt te zijn op eene zijner hloedver-
wanten hunne keus te bepalen. Een nieuw raadslid moet echter uit
de naasle bloedverwanten van het onlbrekcnde gekozen worden. De
Koning vormt met de zes Ministers eenen Raad en voert met hen,
uit naam van allen, het hoogste gezag, behalve het verklären van
oorlog en het inaken van vrede, wordende zulks door allen , bij
XII, D e e l . 4