lcvende Heeren Burgemeestcren, den Heer Secretaris en de twee Boden ,
in levensgrootte afbeelding, daartegen over is de prächtige marineren
schoorsteen , prijkende met het oude en nieuwe wapen der stad ; boven
den schoorsteen ziet men een fraai schilderstuk van den voormaligen
reeds genoemden Weesper-Burgemeester G u s b e r t J a s s z . S i b i l l e , ver-
beelende , de dochler van H e ro d ia s met het hoofd van Johammes den Doo-
per. Aan dezen kunstliefhebber, worden ook de schilderstukken boven
de deuren in dit vertrek toegeschreven* De groote z a al, vroeger de
schepensbank van W e e s p , is een zeer fraai en rijk versierd vertrek,
met pilasters van Ionische bouworde versierd; het dient thans voor
de vergaderingen van den stedelijken Baad. Boven het tweetali dub-
bele deuren zijn fraai geschilderde allegorien, betrekkelijk de Moza'i-
sche en Bomejnsche wetgevingen. Tusschen de gemelde deuren ziet
m en , in het midden der zaal, nog eene enkele d e u r, waarboven
zinnebeeiden van straf en dood zijn geplaatst, deze deur verbergt
eenen.geheimen trap , die naar de onderaardsche gevangenkelders loopt.
Achter een der andere deuren is mede eenen verborgen trap , die naar
een bovenvertrek (vroeger de pijnkamer) voert. De groote marmeren,
op kolommen rüstende, sqjioorsteen is uitmnntend van bewerking.;
daar boven prijkt het borstbeeld van Koning W i l l e m I. Op deze
verdieping is mede de doelmatig ingerigte secretarie der stad , benevens
een fraai vertrek, tot vergadering van commissien enz. beslemd. Alle
deze vertrekken zijn inet smaak gemeubeld. Naar de tweede verdieping
voert eene fra aije, met marmeren plinten versierde, t r a p ,
waarboven eenen prächtigen koepel, in den Gorintischen s ti jl, rijk
gestukadoord j een fraai monument van geklcurd en wit marmer
daarin geplaatst, doet aan den beschonwer' ontwaren, dat op den
19 Februarij 1 7 7 2 , de eerstfe steen aan dit sierlijk gebouw is
gelegd door Mr. A b ra h am d ’ A b b e s t , zoon van den destijds regerenden
Burgemeester A b b a h a k d ’A b b e s t , en dat de eerste vroedschaps-
vergadering daarin is gehouden den 11 Februarij 1776. Op de
tweede verdieping vindt men 1° de audientie-kamer van het kantong
e re g t, vroeger de schepensbank van Weespercarspel, een ruim
vertrek met fraaije marmeren schoorsteenmantel; in dit vertrek is
geplaatst de schilderij van den reeds genoemden Burgemeester Si-
b i l l e , voorstellende het Oordeel van S a iom o , in 1656 geschilderd,
e n , zoo als vroeger gemeld i s , gediend hebbende om de vier-
schaar van het vroegere stadhuis te versieren. 2°. De vergader-
kamer van het bestuur van Weespercarspel , en 3°. de voormalige
vroedschapskamer, een fraai en ruim vertrek met veel snijwerk versierd
en eene,prächtige schoorsteen, gesleund door twee zwart marmeren
kolommen met wit marmeren basementen en kapiteelen. Dit
vertrek is thans ongehruikt, doch bevat eenige wel bezienswaardige
schilderstukken, a l s : eene voorstelling van den Zaligmaker, als Hij
zegt: Geef, den Keifer wat des Ketzers is enz., en het wapeh der stad
beiden door G i j s b e b t S i b i l l e voornoemd geschilderd, en twee groote
goed geschilderde stukken, voorstellende het eerste, eene vergadering
van fr ethouderen, zonder naam van den Schilder, en waaronder alleen
Staat M. G. V. M a e s e k reparavit 1 7 0 3 , en het tweede, eene vergadering
van Schout, Burgemeester en Schepenen van het ja a r 1662,
waarop mede geen naam van den schilder te vinden is. Beide deze
laatstgemelde stukken zijn meermalen voor schilderijen van de dikwijls
genoemden S i b i l l e opgegeven , hetgeen echter met grond betwijfeld mag
worden, daar de inanier en behandeling des penseels geheel verschilt
van die der reeds opgenoemde stukken. Behalvc de reeds omscbrevene
vertrekken, zijn er nog dric anderen op deze tweede yercliepiiiff , w^ar-
van er twee dienen tot bewaring van archieven en andere aan de stad
hphnorende zaken terwijl het derde tot politiegevangenis verstrekt.
aan de oostzijde van de Nieuivstraat
vroeo-er de G ro lle , volgens Jacobus de la Tobbe , m het ja a r 14b2
gesticht of ten minste volbouwd , werd , den 2 Augustus van genoemd
iia r volsens het Boomsch kerkgebruik, aan den martelaar Laubehtius
toepewiid, wiens afbeelding nog ten huidigen d ag e , als wmdvaan op
de achterspits van het koor te zieu is., De pastorie werd eertijds ver-
ireven door den Proost van Oud-Munster , maar sedert de tijden van
L , r s VAS Boubgohdik' , heeft de gemelde Proost over deze vergevmg
doorgaans verschil gehad met de Graven van Holland. Volgens va»
Bus i l l droea Meester Johansbs de Meba (waarschijnlijk vab dbrMeeb)
zieh zelven voor als Pastoor in het jaar 1 5 1 4 , als zijnde to t Persona
aanaesteld door den Proost van Oudmunster, en Meester Gusbebtts
B ra s t, Kanonnik te U tre ch t, was in het ja a r 1449 Pastoor van Weesp.
Er was te Weesp behalve de Persona of den eersten Pastoor nog een
Vikaris of Onderpastoor. De Persona, die er met woonde, pjagt van
zijn ambt 40 gulden te trekken. Tot dat ambt of personaatschap heb-
ben , Behalve de pastorie, nog 20 morgen (ruim 16 bund.) lands be-
hoord. In de kerk van Weesp was reeds voör het jaar 1429 een altaar
met eene kapellanij gestiebt en begiftigd ter eere van den Almogenden
God en de U. Maagd M a b ia . Hier nit blijk t, dat de kerk reeds eenige
iaren vö6r de wijding, daar d e la T o r r e van gewaagd, moet gestaan
hebben. Het regt om iemand tot deze kapellanij te benoemen hadden
de Graven van Holland. Toen deze kapellanij open stond door den
vriiwilligen afstand van Heer T i jd em a s , Priester, is ze m het ja a r 1429 ,
Dingsdags na den Zondag Cantate, door Jas v a s B e ijeres vergeven aan
Heer N i c o l a a s G i i s b b e c h ts z o o s , een kerkelijk persoon van het ö lu t.
In de zelfde kerk was nog een ander altaar waaraan eene vikarij ver-
bonden was. Zekere Priester J a n J a n s e , daartoe door anderen
pen, stichtte deze vikarij ter eere van de Zeven ff'een of Droefheden
der Allerheiligste Maagd. Toen hij den 27 Januarij 1519 aan de Wet-
houders der stad W e e s p de toestemming tot het stiebten van het altaar
en de vikarij verzocht, werd hij door deze, met dit verzoek r verwe-
zen naar F i l i p s v a s B o u b g o s d ib , den zeven en vijftigsten Bisschop van
U tre ch t, daar zij vermeenden dat het verleenen van deze toestemming
zonder hoogere autorisatie hunne bevoegdheid te buiten ging. Nadat
echter de Bisschop verlöt to t het stichten en oprigten van een^ altaar
had verleend, hebben Burgemeesteren der steede van W e e s p bij brief
van den 2 Mei 1620 , ' aan den adressant te kennen gegeven, » dat die
» gheheele Sceepenen van der steede voirsz. met die Lantsceepene ende
» mit die Sceepene van die Bijndelmeer, die behoiren tot onser Pro-
» chye en Kercke, eendachtelick ende samentlick geconsenteert ende
» toeghelaten hebben,” om het gemelde altaar in de kerk te stichten.
Uit'dezen .brief is af te leiden dht niet alleen Weespercarspel maar
ook de Bijlmermeer van oudsher kerkelijk onder W e e s p heeft behoort.
De gemelde Jab J a s s e , die de eerste Vicaris aan het gemelde altaar is
geweest., verwierf den 19 December 1524 van de Begering van W e e s p ,
zoo voor zieh zelven als voor zijne nazaten, vcrlof om met de andere
Priesters te verschonen op de jaargetgden der overledenen , en aldaar
(1) im . van hit Ulrtchtsche B itdom, D. II > bladz. iSS.