tot voor iijn bed, doch sag dat hij wakker werd. Dese het gevaar,
waarin hij verkeerde , bespeurendc } bcgon sich te weer le stellen f
doch de aanvaller doorstak hem met een pook , zoodat hij met een lui-
den schreeuw in handen van de overigeu , die weldra toegeschoten waren,
den geest gaf. Wel werd het schreeuwen van den omgebragte
gehoord, doch niemand was schielijk genoeg bij de hand om de waag-
halzen te beletten, dat zy met het lijk de achterdeur uitvloden , m
hunne boot vielen , en door onbegrijpelijk snel roeijen het gevaar ont-
snapten.
Het wapen van deze heerl. is een manshoofd met eenen doek om-
wonden, op een veld van keel. Dit wapen strekt ter geluigenis van de
dapperheid der Wormers; wanl den Friezen slag geleverd hebbende,
zonden ze het hoofd van hunnen Overste, met nog een goed getal go-
vangenen , aan Graaf Flobis V , die toen te Egmond was ; deze schonk
hun den gezondenen kop, om de afteekening daarvan in hun schild te
voeren, ten blijke van hunne dapperheid. Anderen verhalen dat zeke-
ren Ja» Gebkitse, een weesjongen , in eenen slag tegen de Spanjaarden ,
na een houw in het voorhoofd gekregen te hebben , die hij met zyn
doek verbond, den Overste van den vijand geveld, en in persoon (het-
geen anderen echter legenspreken) diens kop , aan Graaf Flobis , die
toen te Muiden was, gebragt zou hebben; de Graaf zou hem daarop
dit wapen ter gedachtenis zijner heldhaftigheid, en in hem aan Woa-
beb, hebben vereerd ; het bestond in een omwonden manshoofd , gelijk
hiervan nog eene schoone af beelding op het Raadhuis bangt, men plag
voor dien kop wel een moriaanshoofd te nemcn, ofschoon de Overste ,
wiens hoofd het moest verbeelden , zekerlijk een Fries zal geweest zijn,
vermits dat volk , gelijk menig ander, niet gewoon was eenen anderen
Overste, dan uit hun midden te verkiezen. Men vindt enkele afdruk-
ken van dit wapen met het devies Christus is het hooft der gemeynte:
Eph. V, vs. 25. ■ . ’ . . . , . .
WORMER (DE), naam, welken men bij verkorting meestal geett
aan het meerde W ijde of Groote-W ormer, in Waterland, prov. Noord-
Holland. Zie W obmeb (de wijde-).
WORMER (DE BESGHÜIT-), n a am , welken m en vroeger in d e wan-
d e lin g v a ak g a f a an h e t d . W obmeb, in Kennemerland, p ro v . ffoord-
Holland. Zie W obmeb.
WORMER (DE ENGE-) of »b Kleike-W ormeb , voorm. meer in
Kennemerland, prov. Hoord-Holland, tusschen de Wormerban en het
Half, aan de Zaan. ,
Dit meer werd in het jaar 1634 droog gemaakt, en is thans een
polder , ärr. Hoorn, kant. Purmerende, gem. Wormer; palende N.
aan de voorm. heerl. Wormer, 0 . aan de Wijde-Wormer, Z. aan den
Kalver-polder en W. aan de Zaan. _
Hij beslaat, volgens het kadaster , eene oppervlakte van 178 bund.
88 v. r. 84 v. eil., waaronder 160 bund. schotbaar land; telt 12 h.,
waaronder 9 boerderijen, en wordt door 2 molens, van het overtol-
lige water onilast. Het polderbestuur bestaat uit eenen Dijkgraaf en
drie Heemraden.
De E nge-W ormer werd, na bare droogmaking, eene gem. op zieh
zelve, doch is na 1812 toegevoegd, aan Wormer-en-Oost-Knollendam,
en als toen aan de geheele gem. de benaming gegeven van Wormer.
Door eene pont of schouw heeft deze pold. gemeenschap met de
Wijde-Wormer. Ook gaat er eene pont van de Erce-Wobmbb over de
Zaan , die op het zuideinde van Wermerveer aankomt.
luden dyk van dezen polder, outstond in den vroegeu morgen van
den 6 Februarij 182 3 , hoogst onverwacht en als in eenen oogenblik,
eene breuk; er schetirde daarin een gat van ongeveer 10 eil. breec!,
waardoor binnen anderhalf uur , meer dan 4 eil. water in den polder
stond.
WORMER (DE GROOTE-), bedijking in Waterland, prov. Noord-
Holland. Zie Wobmeb (De w ijde-).
WORMER (DE KLEINE-), voorm. meer in Kennemerland, prov.
ISoord-Holland. Zie W obmeb (E bge-).
WORMER (DE POLDER-VAN-), meestal in de wandeling het Won-
m e b v e l d genoemd, pold. in Kennemerland, prov. Hoord-Holland,
arr. Hoorn, kant. Purmerende, gem. Wormer; palende N. aan den
banne van Jisp, 0 . aan Jisp en Neck , Z. aan de Wijde-Wormer en
de Enge-Wormer, W. aan de Zaan.
Deze pold. beslaat, volgens het kadaster, ccnc oppervlakte van
897 bund. 10 v. r. 52 v. eil., alles schotbaar land , en h eeft, be-
halve de Poelsluis , die aan Wormer en Jisp gemcenschappelijk toe-
behoort, twee watermolens en drie slnizen, waardoor hij , op de Zaan
en Wijde-Wormer-ringsloot, van het overlollige water ontlast wordt.
Hij wordt bestuurd door een collegie van vier Polderraeesters, met
eenen Secretaris en Penningmeester.
WORMER (DE WIJDE-), gem. in Waterland, prov. Noord-Hol-
land, arr. Hoorn, kant. Purmerende (6 k. d , 19 m. k., 7 s. d.)j
palende N. N. 0 . aan de gem. Purmerende, 0 . aan Ilpendam-Purmer-
land-en-den-Ilp, Z. aan Oostzaan, W. aan de Wormer en aan Jisp.
Deze gem. bestaat uit de bedijking de W obmeb , ter onderschei-
ding van de Enge-Wormer, de W ijdb-W obmeb genoemd. Nadat
de Beemster in 1412 en de Purmer in 1622 drooggemaakt waren,
verzochten ook Burgemeesters en Regeerders der stad Purmerende ,
aan de Staten van Holland en West-Friesland, om de W obmeb te
mögen bedijken en droog te maken , hetweik hun bij octrooi van 25
Maart 1624 werd vergund. De voornaamste aanleggers van die bedijking
waren J ak Cobnelisz. en Ysbbant L oebisz. Burgemeesler van
Purmerende, van wege de stad ; voorts Mr. R ochos van den Honebt en
Mr. P aulus van Aspeben , Raden van den Hoogen Raad, Mr. Andbies
de W it , Raad van den Hove Provinciaal in Holland, Mr. Cobnelis van
Nibustadt , Kastelein en Baljuw te Purmerende, over de Beemster en
de Wormer, Mr. Woutbeer van Groenewegen , Advokaat, J acob S i j -
hensz. S em , Burgemeester van Monnickendam, van wege de stad Mon-
nickendam; J oban Colterman , Raad en Rentmeester Generaal van
Kennemerlanden West-Friesland, en S teven Snouck, Commissaris van
de Monstering en meer anderen. Al aanstonds werden er handen aan
het werk geslagen, de dijken rondom het meer gelegen en de uitma-
ling begonnen ; dan de stormen van December 1624 en Januarij 1625 ,
veroorzaakten eene dijkbreuk , waardoor de voortzetting verjjdeld , en
het werk gedeeltelijk vernietigd werd. Andermaal vervoegde men
zieh bij de Staten van Holland en West-Friesland, om de bedijking
te mögen voortzetten ; hetweik bij octrooi van 18 Maarl 1625 werd
geaccordeerd , waarbij den ondernemers , boven de vrijdommen voor
den tijd van 15 jaren ; in het vorige jaar verleend, nog andere 15
jaren werden toegevoegd. Het werk werd nu weder met ijver begonnen
en doorgezet, zoodat het meer reeds in het volgende jaar droog
was, en b\j meting groot bevonden werd 119 kavelen , elk van 15
morgen Rijnlands , met een restant, makende te zamen 1792 morgen