10 R. K., die men er aantrcft, hchoören tot de stat. van Sedum —
De dofpscbuol wordt gerniddeld door 80 leerlingen bezocht.
Voorheen was W e st b rw u tw erd inet l l u i z i n y e een staaude heerl.
2 - b,‘ “ ■»fwi ™
Ten Noordoosten van dit dorp ziet men eenen ronden heuvel, on
eene groote terp welke met gracht en wal is omgeven geweest.
üok zyn er in de zoogenoemde Zevengrazen lijkbussen gevonden
waarvan in 1828 nog eene urne werd bewaard.
W e st erw ijtw b rd is de geboorteplaats van den Genees- en Wiskun-
W 'T i ° E.GESr $ ’ ffeb- in 1 6 1 8 ' t in de Wiskunde te Groningen. i« 1 6 9 6 , als Hoogleeraar
WESTER WIJTWERDER MAAR (HET), water in Hvnsinao, prov.
Groningen , dat, met eene schutsluis, uit het Damsterdiep voortko-
mcnde, met eene westelyke strekking in het Stedumer-maar uitloopt
alzoo eene gemeenschap daarstelt tusschen het Damsterdiep en het Bo-
terdiep te ünderdendam. Dit maar wordt voor de scheepvaart en het
welzyn der provmcie Groningen van ongemeen veel belang geacht. Het
Ä Ä “ “ ™ “ " »
* * * * k>-
WESTERWOUtE, lands., prov. Groningen ; palende N. W. en N.
aan het Oldambt waar de Pekel-Äa en achter het Bulster-verlaat de
Sl rnui«is™scn , IZ . en Z2 . tW. sacahne ,8dien Sp riosv>. D°r*e natha“e. de kon. Hannover en
d e e l i / r ^ V T 1!. Wn ^ ter wolde het zuidelijkste of bovenste ge-
nnfc an Heiderland. Be l h n g ewo l d e en Bl i jham wilden (zoo als
t , eal n,eJtonder Westerwoede gerekend worden en hadden eenen
gen legtstoel. Westerwolde was , even als alle andere gedeelten der
oude .Frische Zeelanden, vrij en op zieh «lven-, daar het geen eigen-
Jijken Landsheer kende. Het was echter daarin onderscheiden van het ™Zmr Ar Ommelanden , dat het, in de bediening van het regt,
uuktsst.teiktkren det hee rrden wland s,w ib evoedgada riwoae rweeng; emnsa ahre t d*at *di ev ante ldken®s ,
- vr®* kei,s der dorpelmgen gekozen werden. Deze Riglers , twaalf
getal, en genomen uit de vijf hoofddorpen S e l l i n g e n , Onst-
wedde , Vl a g twe d d e , Wedde en Vrie'seh e l o o , L d e ’elden te
zamen en maakte dus uit eene Westerwoldsche w'arf.
In het jaar 1516 ging W e s t e rw o i d e , waarschijulijk door overmagt
gedrongen, met den Bisschop van Munster eenen zoen aan, inhou-
dende, dat leder huisgezm , waarin eene vuurhaard. was , iaarliiks te
Uudehaven een hoen moest komen aanbieden , ten teeken van schat-
Ung en hulde , waarvoor die kerkvoogd aannam het landschap te be-
schermcn en te bewaren bij zijne oude regten en gewoonlen. lioewel
dit nu, in den smaak dier tijden , , een sterk blijk van onderhoorig-
heid was , verloren echter de landsvrijbeden en gewoonten daar weinig
by; maar hetgeen toen nog stand hield, veranderde na verloop
van jaren. Jmmers in eenen brief van 1400 lezen wij, dat Egc.o
A d d in g met alleen Hoofdling was over geheel W e s t e r w o ld e , maar dat
gengt reeds erfelyk in zijn geslaeht had weten te brengen. Want
H a i e en B o l e , zijne twee zonen , ontvangen in dien brief, van Bisschop
O t t o en het kapittel te Munster, erfelijk ler leen het g e r i g l van W b s -
t e r w o l d e , inet alle die oude regten, welke hunne ouders en zij tot
nog toe rüstig en vreedzaam hadden bezeten , mits dat zij het Mun-
stersche Stift getrouw hieven en , des aangemaand, dat te voefc en te
paard verdedigden. Bij die handeling is geen zweem van toestemming
der ingezetenen , waaruit men afnemen kan hoezeer hunne staatkundige
vrijheid gedaald was. Uithoofde nu van deze leenroerigheid, wordt
Hajo t e Westerwoide (want dus schreef dit geslaeht zieh gewoonlijk
met weglating van de geslachtsnaam Adding) in een verdrag van 1427
geteld onder de dieneren cn gehulde knechten van het Munstersche
stift. Men moet echter uit dit erfelijk houfdlingschap der Adding’s niet
besluiten , dat der ingezetenen regten geheel verdwenen waren en hunne
vorige Landsrigteren niet meer bestünden. Uit latere stukken blijkt,
dat die twaalf, sedert Gezworenen genoemd , in stand zijn gebleven ,
maar dat zij tot een Opperhoofd en Voorzitter ontvangen hadden eenen
Bigter , inzonderheid aldns betiteld. In het eerst namen de Adding’s
deze waardigheid in persoon waar, maar naderband Helen zij die van
hunnenlwege bekleeden. De heerschzucht der Addings ging eindelijk
zoo ver , dat de ingezetenen van W e ste rw o ld e , in het jaar 1447 , daar-
tegen een verbdnd sloten met de stad Groningen , waarin onder anderen
vastgesteld werd : dat van de vonnissen der Meente (d. i. geza-
menlijke Landrigteren) binnen tien dagen beroep kon' ingesteld worden
op den Baad in Groningen. Hoewel nu dit verdrag was aangegaan ,
met voorbehoud van de oude geregligheden van Eggo Addinga , was
het niettemin- tegen hem gerigt, en dat beroep ingevoerd, wijl de in-
woners bedacht waren , dat Addinga , meester van het slot te Wedde ,
daarbij een Leenman van Munster, tot nadeel der algemeene vrijheid,
te veel invloed kon hebben op hunne Landgezworenen , lieden uit den
boereristand en ligtelijk bevreesd te maken. Zij wilden zelfs wijders,
dat niet Addinga, maar zij den Rigter of Voorzitter der twaalf Gezworenen
zouden aanstellen ; doch töen Egge zieh hier tegen kantte,
werd dat verschil onderworpen aan scheidsmannen , en toen dezen het
onderling niet eens konden worden , namen zij tot Overlieden de Burge-
meesteren en Raad te Groningen , door welke op den zelfden dag , waarop
het vorige verhond getcekend is , eene nitspraak gedaan werd van den
volgende inhond : ® dat Egge wel den Regter in Westerwolde zoude
» zetten , maar dat die wonen moest in Onslwedde of in Vlagtwedde,
» dat die een redelijk man ware, in den lande geboren , een eigen-
» geerfde en van goeden geruchte ; zullende zijne bediening \oortduren ,
» zoo lang bij de gemeente beviel, maar op haar verklaard ongenöegen
» door eenen anderen vervangen worden.” De steun , die de Landrigteren
van het Groninger verbond onlleenden, werd het volgende
jaar zigtbaar, bij gelegenheid , dat zij eenen Reiderlander gelijk gaven
tegen iemand, welke door Egge voorgeslaan werd. Daar bij nu zulks
aan de Rigteren , om Groningenshalve, niet durfde wreken , deed bij
bet, naar zijnen heftigen aard , den vreemden pleiter heznrcn , met
dien dp te vangen en eenen tijd lang op het slot te Wedde opgeslo-
ten te honden. Wanneer daarop de Regering van Groningen- en de
Hamburgers , destijds meester van Emden , zieh de zaak , op klagte
van de Reidcrlanders, ernstig- begonnen aan te trekken , kwam de
Bisschop van Munster tusschen beiden en men kwam in onderhandeling.
Maar dit geval leerde aan Addinga, van hoe veel belang hem de vriendschap
van de naburige vermögende Heeren was , te meer daarhij het Groninger
verbond in zijne heerlijkheid gaarne vernietigd zag. Hij stond
daarom, ten jare 1153 , aan Ulricu van Greetztjl , een magtig
Heer in Oost-Friesland , alle die reffteu af , welke hi i , wegens ziine
XII. Deel. 21