A fdeel. iv.
Hoofdstuk.
In Vrank*
ryk, enz.
B e s c h r y v i n g v a n
het Borftftuk, ’t welk hetzelve als Viertandig
maakt. Zulks is in de Afbeelding van den laatft-
gemelden niet zeer blykbaar.
Men vindt deezen .Tor ook in ändere deelen
van Europa- De Autheur der befchryving van
de Infekten , die omftreeks Parys gevonden
worden ( * ) , betrekt hem, onder den Latyn--
(chen of Griekfchen naam Copris en den Fran-
fchen Boufier, tot het Geflagt der Meft-Torren,
die hy daar aan van de anderen onder-
fcheidt, dat zy geen Schildje hebben agier het
Borftftuk. Hy zegt dat zyn Hoorn op den
Kop hem anders volmaakt doet gelyken naar
den Rhinofter; waar van deze egter door de
Kleur en Grootte, als ook door de Voortjes
op de Dekfchilden, gemakkelyk te onderfchei-
den is. Hy merkt aan dat dezelve een foort van
Muts op den Kop heeft, waar op een derge-
lyke Hoorn Baat als in de Rhinofter, doch die
tevens wat dunner is , hebbende agter zig een
kleinen Tand, die het Beginzel fchynt te zyn
van een anderen Hoorn. Ook verbeeldt hy
zig dat LiNN/EUs het Wyfje alleen zoude
gezien hebben, om dat die van een uitgefnee-
deD Hoorntje fpreekt; waar mede onze Ridder
het middelfte Hoorntje van het Borftftuk bedoelt
; erkennende zelfs „ dat de verfcheideq-
„ heid der Sexe blykt uit een ftomp en glad Borft«'
„ ftuk; weshalve het Wyfje van deezen in den
„ eer-
Hiß, des InfeUes, aux envirtms de Parts. Tom. I.p. S S.
is cerften opflag niet gemakkelyk te kennen V.
j, is.” (*) L i n n ^ us zwygt daar, inder- Apj^ ELi
daad, van den Hoorn op den Kop; en, in Hoofd*
de befchryving der Dieren van Sweeden, zal STUK*
het Wyfje alleenlyk bedoeld zyn. Het Borfh
ftuk is, 'zegt G e o f f s o y , in beide Sexen
door een middelftfeep verdeeld; de Schilden
zyn breed, kort, glimmende, en ieder met
agt ftreepen in de langte gevoord. Het gehee-
le Infekt is donker glimmend bruin, hebbende
van onderen alleenlyk eenige Haairtjes die wat
lichter zyn. Hy is tweederde van een Duim
lang en iets meer dan half zo breed. Deeze
Mefr-Tor wordt, omftreeks Parys, zelden gevonden.
De Kleur fchynt derhalve eenigermaate te ver- De xi-m
fchillen in deeze Soort: want daar R oesel ^hi!^ ^
en de laatftgemelde Autheur hem donkerbruin
noemen, hadt F r i s c h hem pekZwart gezien,
even als de Fleer S co p o l i , die hem waarnam
in Karniolie ( f ) , en van de anderen onderscheidt,
doordien de voorfte Schenkels viertandig
zyn. Deeze Heer getuigt dat hy vier Ver-
fcheidenheden had van deeze Soort, tweegroo-
ten en twee kleinere; waar van de eerften don-
kerer o f doffer van Kleur. ,, Van de grootften,
)> zegt hy, heeft de een het Borftftuk weder-
• „ zyds
(*) Sexus varietas, Thor ace retafo Hvi, absque Corniculis
Thoracinis; quare difficulter frimum cogmfcïtur. Syft. Nat,
P- 346.
(T) Entomolegia Camiolica, Vinilobons 1753. pag. 10.
I. DEEL. XX, STUK, -