A fdeel °°g ^ d° 01' €eD fpitfen hoek van het Kopftuk
IV. ’ bePchut > waar in de Spriet haare inplanting
Hoofd- heeft.
iïZl'j Omtrent dit laatfte Werktuig , dat deeze
peerieten met ^Y113 aPe Infekten gemeen hebben,
is een aanmerkelyk Gefchil. Sommigen, naa-
inelyk, fchryven aan de Sprieten ieder zes, an-
deien elf Leden toe, en eenige Liefhebbers,
die deeze Torren menigvuldig maaien levendig
behandeld hebben, willen my met kragt wys
maaken, dat ’er maar twee Leden in zyn. Ik
hpo derhalve deeze Lighaamsdeelen ten naauw-
keurigfte, zo met het Vergrootglas als met het
Mikroskoop, onderzegt, en bevind , dat zy allen
ODgelyk hebben; zo die zes, als die elf (*),
en nog wel allermeeft die maar twee Leden erkennen
in deeze Werktuigen.
tiendeed-« In eeh Vliegend Hert van twee Duimen, met
J Hoornen van één Duim, dat is in ’t geheel drie
Duimen lang; bevind ik deeze Sprieten drie
vierden Duims, waar van de helft , of drie agt-
IteDuims, een egaal, glad, rond, dun Staafje
pitmaakt, dat eeq weinig krom en in het Kop.
fluk, beweeglyk, is ingeplant, effen voor en
boven het Oog. De overige helft van de Spriet,
met een rond Knopje of Knietje aan dat Staafje
gehecht, en een aanmerkelyken hoek daar me-
tje maakende , is voor twee derde deelen fameQ'!
F*e Prsntche Autheur van de befthryving; der Infekten
omftreeks Parys j ftelt ’er elf Leden of Geledingen in.
mengefteld uit vyf Knopjes, en aan het end V.
uit vier platte Ströokjes die overdwars Haan, Afdeel.
en een Kammetje maaken van een agtfte Duims Hoofd-
lang, aan de zyde binnenwaards. Dat nu dee-
ze negen Deelen van de Spriet waarlyk Leed- Hert,
jes zyn, kan ik door derzelver buigzaamheid
bewyzen. Zeer gemakkelyk laat zig dat gedeelte
regt of krom maaken, naar believen: zo
dat de Sprieten weezentlyk bellaan uit • tien
Leedjes, gelykerwys in de meefte Schild vleu-
gelige Infekten, wanneer men het Bosje niet
mede rekent. Uit de plaatzing en buiging der-
zelven, oordeel ik waarfchynlyk te zyn, dat
het Kamswyze end dient om de Pluimen van
den Bek, en miffehien ook wel de Oogen, af
te veegen: te meer dewyl de Tanden van die
Kam zeer digt gehaaird zyn.
Het Borftftuk, dat ik nu gaa befchryven, is Het Borft-
ook vierkantig, aan den Kop en ’t Agterlyf tenl* cnPoo‘
gehecht door geeiagtige Spieren, en, evenge-
lyk de Kop, met eene Hoornagtige harde Korft
bekleed. Hier aan beeft het voorfte Paar Poo-
ten zyne inplanting, die de langften en dikften
zyn, hebbende de Dyën een Soort van geeiagtige
Haairrjes, dunnetjes daar op verfpreid, ge-
lyk de Sprieten. De zelfftandigheid is, voor
’t ovenge, insgelyks Hoornagtig en Kaftanje-
bruin, gelyk byna de geheele Tor. De Schenkel
is van agteren ftekelig of getand, en het
end der Pooten, dat men den Voet mag noemen,
uit vier Knobbelagtige Leedjes famenge.
1. deel, jx. stuk. Q 5 / field j