V.
A fdeel.
IV.
H oofdstuk.
Vliegend
Her t.
Geflalte.
Dé Kop.
24 5 B e s c h r y v i n g v a [J
’t Franfch Cerf volant, dat is Vliegend Hert;
in ’t Engelfch the Staggfiy. Men heeft hem ook
wel Lucams en Carahut getyteld. In ’c Hoog*
duitfch geeft men ’er, ik weet niet om wat reden,
den naam van Schróter aan (*),
Deeze is de grootfte der Torren van Europa:
want men vindt hem fomtyds vier of zes
Duimen lang. In dit Infekt kan men zeer dui-
delyk den Kop, het Borftftuk en het Agterlyf,
van elkander onderfcheiden. De Kop is veel
grooter, naar reden van het Lyf, dan in andere
Torren, en breeder dan het Borftftuk; ’t
welk een zonderling mismaakte Geftalte aan dit
Schepzel geeft. Bovendien is dezelve niet
rond, maar overdwars langwerpig vierkant en
hoekig, met twee aanzienlyke Hoornen gewapend,
die zig als Nypers te famen voegen
wanneer de Tor vliegt, of ook wanneer hy iets
zal aanvatten en vaft houden. Deeze Hoornen
moe*
(*) ’t Woord Schróter, o f Schreuter, gelyk men ’t uitfpreekt,
en Schrot of Schróten, heeft in ’t Hoogduïtfch zo veelerley
betekenis , dat men naauwlyks kan raaden, waarom die Naam
aan deezen Tor gegeven zy. Het komt my egter niét on-
waarlchynlyk voor, dat zulks van de Schaaragtigheid zyner
Kaaken of Nypers zy af te leiden: want men fpreekt van ab-
refcbrótete Muntz-Schrdden, dat is hoekjes of brokken en randr
jes van de Muntplaaten, daar men Geld van maakt, met de
Schaar of Nyptang afgelheeden. Op die wyze is Schróten in
algemeen gebruik voor fchrooijen of belhoeijen , en Schrót
voor 't geene wy Schroot of Schrooden noemen. Het fterk
knypen van deezen Tor met zyne Hoornen kan aanleiding
daar toe gegeven hebben,
moeten derhalve beweeglyk zyn, in hunne Hol- V.
letjes; hoewel menze naauwlyks los of van el- Afdeel.
kander af kan krygen, indien zy zyn geüoo- Hoofo-
ten; dan met groot geweld. Zy zyn van Kleur
glanzig Kaftanje - bruin, en niet alleen aan ’t Hert.
end gevorkt en eenigermaate Takkig , maar
ook getand van binnen; ’t welk hun nog meer
naar Nypers of Kreeft-fchaaren doet gelyken.
Tuflchen de inplanting van deeze Hoornen, of
een weinig laager, is de Bek, welken men
naauwlyks kan ontdekken, dan aan zekere gee-
le Pluimen of Veertjes, die ’er uit voortkomen,
en de Zuiger of Tong van dit Infekt uit.
maaken, zynde zeer dik fan Schaft en fyn ge-
haaird.
Nevens deeze Pluimen , door middel van De Bek
welken het Vliegend Hert waarfchynlyk zynen °°sea‘
Voedzel inzuigt, en die aan ’t zelve overzulks
tot Snuit verftrekken, zyn vier kleine Spriet,
jes, welke men Proevejtjes kan noemen: alzo
zy mooglyk tot Lippen dienen, om het gene
te grof, of fchadelyk zou zyn, uit den Bek te
houden. Ieder beftaat uit drie Leden, en de
twee langften zyn boven, de twee korftcn onder
tegen de Pluimen aan, geplaatft. Agtcr
de inplanting der Hoornen, onder de voorfte
hoeken van het Kopftuk, zyn de Oogen zigt-
baar, rond en van taamelyke groote, geelag-
tig in de doode, doch waarfchynlyk doorfchy-
nende, en daarom zwartagtig of bruin genaamd,
en glinfterende, in de levendige Tor., Ieder
x. deel. xx. Stuk. Q 4 Oog