V.
.A fdeel.
XII.
H oofdstuk.
De Worm.
Het Torretje.
510 B ï S C H R Y V ï N G V AM
Worm der Muur-Byën , die aan het veranderen
toe is. v
Het geheele L y f van dèezen Worm isfchoon
rood, met een fterker glans dan van Rooze-
rood. Hy is glad , hebbende alleenlyk hier
en daar eenige Haairtjes op het Lyf. Zyn Kop
is zwart, Schulpagtig, en gewapend met fterke
Nypers, bekwaam, gelyk die der Metzelaar-
Byën, om met vrugt te werken op de Kalk
der Nellen. Zes Schulpagtige Pooten heeft
h y , en zyn Aars kan hem voor een zevende
dienen, maar die Vliezig is. Aan Let agterlte
draagt hy twee Schulpagtige Haakjes, die fchep-
pende naar elkander zyn toegekeerd.
De Worm, daar wy van fpreeken , is aan
S w am m e r d a m niet onbekendgeweell, die*
in den Jaare 1666, zig te IlTy in Vrankryk
bevindende, in het Landhuis van zyn goeden
Vriend, den Heer T h e v e s o t ; aan een der
Koiynen van de Venfleren, in ’t byzyn van
Doktor S t e n o , een Nell van zulke Muur-
Byën waarnam, en in een Hokje van hetzelve
zulk een rood Wormpje vondt. Ik weet niet
wat hem deed denken, dat d^zelven de Kalk
van ’t Nelt tot hun Aas gebruikten; doch als
hy ’er bewaard had, die nog Voedzel noodig
hadden, in Nellen .met Wormen en Poppen
van deeze Byën .voorzien, zou hy wel haall
ontdekt hebben, dat zy veel zagter en fappi-
ger Spyze, dan Kalk, behoeven.
Deeze Worm verandert, in ’t vervolg, in ;
een
een zeer aartig Torretje, in Eg. 19. afgebeeld, V.
dat langwerpig is gelyk de gewoone Spaanfche *
Vliegen en van weinig minder grootte. De Kop Hoofd.
#>n ’t Borltltuk van hetzelve, zyn zeer fchoon ?T0K*
ti* ( ^ ^ Pi«* LXXIVt
blaauw; de grondkleur der Dekfchilden is roodj: i9.
maar deeze Kleur vertoont zig niet dan in de
tufïchenruimten van drie breede banden, welke
donker Violet zyn, loopende fchuins: zo dat
die van de eene zyde met die van de andere
een hoek maaken, naar den Kop toegekeerd.
Van onderen is de Kop, het Borltltuk en het
L y f , t’eenemaal ruig, doch, door de witagtige
Haairtjes heen, wordt men gewaar, dat het
Agterlyf van onderen Hemelfchblaauw zy.
Men vindt dit Infekt zo wel in Duidchland
als in Vrankryk, volgens L 1 n n je. ü s , die aan-
merkt, dat het de dubbele grootte heeft van
het Mieragtig Ballaard-Olyphantje; zynde des-
zelfs geheele L y f blaauwagcig zwart, maar de
Kop en het Borltltuk ruig door zwarte Haairtjes
: van onderen glinlterend blaauw, zo wel
als de agterlte Dyën, die langer dan de anderen
zyn. De Dekfchilden rood en zwart ge-
bandeerd; de Sprieten zwart en knodsagtig.
Doktor S c o po l i nam dit fierlykeTorretje,
het welk hy zwartblaauw en ruig noemt, met
de Dekfchilden rood , in Karniolie waar op
verfcheiderley Bloemen, welker Honig en Stuifmeel
het tot Voedzel fcheen te gebruiken. De
Heer G e o f f r o y betrekt hetzelve tot zyn
Gellagt van Clerus of C la ir en , reeds gemeld *;*BUdz.zj*
I. Deel, IX. $tu£. waar