R KuinSl
1
i i ij •08 B e s c H R V V I N ö v a n
N S
V** \W‘ ul V. hy , die de Bloemen der Appelboomen in Eu.
;,';J .FDEEL. ropa zeer benadeeIc 1 laaCencje de peereboOA
lm ■ Hoofd- men ongefchonden. Het fchynt my toe, dathy
STÜK* de zogenaamde St. Jans Kevertjes bedoelt.
, ijl De meergemelde Franfche Autheur fchynt
eenigzins verward te zyn in dit ftuk: want daar
H» 1I I hy L i n n ^ u s aanhaalt, ten opzigt van de '
I I i j ] gemelde Torretjes , en zelfs in ’t Latyn tot
M I I Kenmerken ftelt, dat de Kop en het Borftftuk
8 | | Haairig blaauw zyn, de Dekfchilden ros; noemt
hy dit Beeftje in ’t Franfch het Kleine Molenaartje
1 I
meteen groen Borftfchild ( * ) , en rekent
de langte op eenderde van een Duim, dat önge-
1 1 vaar de langte is van de Sc. Jans Kevertjes.
3 IS Groenagtïg Het Torretje, dat hy befchryft, en , zo hy
1 1 1 kleun1' aanmerkt, omfrreeks Parys vry gemeen is in de
ï :
'S * 5.XXU' Koe*Meft daggen op ’t Land, heeft den Kop
m 1 en het Borftftuk glimmend groen en een weinig
* I ';!*# Haairig; de Dekfchilden helder Kaneelkleur;
‘kt 1
1 het L y f en de Pooten zwart. Dit komt eenifèjl
’
1 9 germaate overeen met een inlandfch Kevertje,
Ég ' l i l dat Kaneelkleurig van Dekfchilden is met een
i'|§ groenagtigen Glans , hebbende hét Borftftuk
1 zeer fchoon Goudgroen van kleur. Het wordt
in onze Duinen gevonden.
i l i i i
1 1 l i l W y geeven, om de aartigheid , de Afbeel-*
ding van zulk een Torretje, die ix ’er van ver- JÉ
t j f j
1 il fchciderley grootte, doch allen van eenGroeni
| | , agtt-
(*) X.e petit Hanneton a Corcelet vert. Hiß. des Inf, en v .
Paris, T om , I. p, 7^,
1
B i H l
p S t y jJ I M i3
agtige Kaneelkleur heb. F r i s ch fchynt my ’t
zelve met zyne Afbeelding en befchryving van
den July- of Wyngaardblad.Xe'Der te bedoelen,
dien hy mede telt onder de MelLTorren, doch
aanmerkt , dat men hem wel onderfcheiden moet,
zo van deMey* als van de. Juny*Kevers, hoewel
hy ook de Vleugelen bruin heeft. De grootte,
zegt hy, meenende waarfchynlyk de langte, is
omtrent een derde van die van een grooten Mey-
Kever. Door het bruin der Dekfchilden Ipeelt
ih eenigen één groene Glans, inzonderheid in
de Mannetjes: het Rüggelchild, of Borftftuk ,
is altyd groen : het L y f van onderen zwart,
zonder witte tekening op de Zyden, ën bovendien
heeft deeze Kever ook ‘ een zo fpitfe
Staart niet als de Molenaar, zynde van agteren
het L y f ftomp en rond. Men vindtzenietover-(
vloedig, voegt hy ’er b y , en in fommige Jaarën
maar een enkelen (*).
De huishouding van deezen Kever, zegt hy ,
komt met die der Melf-of Drek-Torren overeen.
£)e Worm heeft een Kaftanje-bruinen Kop, en
aan den Hals twee harde geele Schildjes. Het
L y f is met kleine roode Haairtjes bezet; en aan
den Buik agterwaards zwart, van wegen de doorblinkende
Vuiligheden. DezesPooten zyn geel,
ieder met een ftomp, zwart, Klaaüwtje, aan
’t end, gewapend. De Nypers zyn zwart. Hy
legt altoos , gelyk de andere Kwacwormen,
krom,
(*) F r i s c h . tri/.-IV. T h. p .'j* , 29.
1. Deel. ix. Stuk* O
V.
A f dem.«
IV.
Hoofq*
STUK.
July-Kevtr.