V.
A fdeel.
IV.
H oofd*
stok.
xxx.
Stercorariu
Meft-Tor.
gevonden, heeft de geftalte van den Nekhoor-
nigen, doch is grooter en zwart: met de Schilden
aan ’t end fmallcr, en , naarde tippen toe,
bultiger.
•
(30) Tor die ongeboornd is , zwart en glad,
met de Dekfcbildengegroefd, den Kop mits-
wyze en de Kruin uitpuilende.
Deeze foort van Torren is zeer bekend, als de
voorn aamfte der Me ft- of Drektorren, in ’e
Engelfch Dung-Beetle , in ’t Franfch le Grand
Pilulaire genaamd, en waarfchynlyk zal het inzonderheid
deeze zyn waar op de Ouden het
oog hadden met den naam van Pilularius o f Pil-
len-Tor. Anders noemt men hem gemeenlyk ,
wegens zyne EigeDfchap van in dó Drek te
wroeten, in ’tFranfcHFouille-Merde, en,dewyï
men hem meeft onder de hoopen Paardemeft
ontmoet, zelfs op de Wegen ; zo noemen de
Duitfchers hem dikwils Rofs-Kaefer, datisPaar-
de-Tor. F r is ch befchryft deezen T o f onder
den naam van den grooten zwarten Meft-Kae-
fe r ; de Sweeden noemen denzelven Torndyf-
wel, de Smalanders Torbagge.
Het graaven, dat deeze Torren in de grond,
onder de Meft o f Drek, zo van Menfchen atè
van
(36) Scarabaus muticus ater glaber , Elytris fulcatis, Capi-
te rhombso, Vertice prominülo. Faun. Suec. 349. MOUFÏ.
lnf. i j l . ScarabjEUs Stercotarius. L i s t . Mut. 17. f. 4.
R A J. lnf. 9°. N. 7. 8c 74. N. I, F K I S C H. lnf. IV, J»,
I j. Tab. VI.
van Beeften doen , gefchiedt inzonderheid tot
de Voortteeling. Hy graaft , naamelyk , een
gat in de Grond, en kneedt daar in de verfchc
Drek tot een rondagtige Klomp, welke meeft*
al langwerpig i s , hangende dezelve dan op aan
de Wortelen van Gras, welke hy mede daar in
bekneedt, wanneer hy die bekomen kan , en
legt boven in zodanige Meftklomp een cd kei
E y , dat hy wederom met een weinig Vuiligheid
toedekt, en het dus leggen laat. Dan verder
voortgaande of naar een plaats vliegende,
alwaar nieuwe Voorraad van verfchen Drek i s ,
(het gene hy op de Reuk fchynt te ontdekken, )
maakt hy meer dergelyke Pillen.Uit het Ey, dus
gelegd , komt na eenige Dagen een levendige
Worm en die verteert allengs de M e ft, daar
byin legt, mids dat dezelve genoegzaam week
en vogtig blyve. Na dat nu de Worm, in deez
e Pil, viermaal van Huid verwifleld z y , komt
’er, in ’t Voorjaar , de Tor uit. De Worm
legt doorgaans krom , gelykerwys die van de
Rhinofters, en is donker blaauw, met het Ag-
terlyf, wegens de doorblinkende Vuiligheid ia
9t Gedarmte, zwart. Hy legt altoos op zyde,
en kan van de Pooten geen gebruik maaken om
te loopen, maar alleen , zo ’t fchynt, om te
krabbelen , o f de Spyze aan den Bek te brengen
; gelyk ook maar vier derzelven regt, de
twee anderen haakswyze krom zyn. De Voe-
lertjes, voor aan den Kop, gelyken meer naar
Cypers : hy maakt daar mede den Bek fchooo»
N 3 ee
V.
A fdeel,
IV.
Hoofdstuk*
I , p e e l . IX, Stuk.