' V.
A fdeel.
IV.
Hoofd
STUK.
Vliegend
Vogten vereifcht werdt, gelyk in de Water-
zugt, Jicht en Graveel. De befte manier, om
hetzelve te bereiden , was, volgens H a r t -
m a n n , deeze Infekten te doen in een Glas,
dat behoorlyk geflopt ware, enze daar mede
in de Zonnefchyn te droogen. Bovendien werdt
het Vliegend Hert, verfch gekneufd o f geftoo-
ten, en op het Deel gelegd, o f ook in Vet gekookt
en tot een Zalf gemaakt zynde, bekwaam
geagt om de Stuipen en Zenuwtrekkingen te
doen bedaaren. Volgens S c r o d e r ü s is de
Olie, waar in deeze Torren geftaan hebben,
druppelswyze in het Oor gedaan, dienftig tegen
Pyn en Doofheid. E t t m u l l e r verze-
kert, dat de Olie van ’t Vliegend Hert en die
van Scorpioenen , by elkander gevoegd, de
Vallende Ziekte der kleine Kinderen geneezen,
en in een modelyke Baaring behulpzaam zyn ,
door uitwendig ‘ gebruik. Ik kan hier niets in
vinden , dat tegen de Gezonde Reden ftrydt.
Dat het levendig by zig draagen van deeze
Torren, de derdendaagfe Koorts, o f de Hoornen
derzelven aan den Hals op te hangen, in
Kinderen, dezelven beletten zou des nagts in
’t Bed te wateren, komt my ook niet onbe-
denkèlyk voor: wegeDs de fchrik o f prikkeling
door dezelven veroorzaakt wordende, niet wegens
eenige byzondere kragt: noch dat men
daarom de Hoornen, zo wel als de Hertshoornen
, een plaats zou vergunnen onder de Win-
kelmiddelen der Apotheeken.
De Heer S c o p o l i geeft aan het Vliegend V.
Hert, in Karniolie R og atfch genaamd, onder A™ EL*
den tytel van L u c a n u s , de eerfte plaats in de Hoofd-
Rang der Schildvleugelige infekten; Rellende
tot Kenmerken: de Sprieten aan de top viertan- Hert. ^
d ig en aan de eene zyde g ekam d : de Kaaken u it - van anderen.
fleekende. De Heer G e o f f r o y maakt ’erook
zyn Eerfte Geflagt van, dat hy insgelyks door
de Sprieten onderfcheidt, als gekamd zynde
en niet aan ’t end gekloofd maar niettemin
Knodsagtig, gelyk in de andere Torren. Hy
geeft, aan dit Geflagt, den Hoofdnaam van
P la ty c e r u s , naar 't Griekfe Woord Uha,rvK ^og ,
betekende een Infekt met uitgebreide Hoornen
of met Hertsgewey. In dit Geflagt fielt deeze
Autheur twee Familiën, de eene met geknakte
de andere met ongeknakte Sprieten. Zie hier,
hoe hy zig daar omtrent verklaart.
„ Het weezentlyke Kenmerk van dit Eerfte
„ Geflagt der Schildvleugelige Infekten , is ,
„ dat zy het end der Sprieten, doch alleenlyk
„ aan ééne Zyde , Kamswyze gefatzoeneerd
„ hebben. De Sprieten beftaan uit elf Leed-
„ jes, waar van de vier laatftën een verlang-
„ zei hebben , dat taamelyk wel de Tanden
„ van een Kam verbeeldt. Deeze vier uiter-
„ fte Leedjes zyn grooter dan de anderen, zo
„ dat het end van de Spriet, door dezelven ge-
„ formeerd, dikker is dan het overige, en dus
,, de figuur derzelve Knodsagtig zy. Niette*
„ min hebben wy dit Geflagt in twee Familiën