V.
Afdeel,
II.
Hoofdstuk.
nen die op ’c Land en in ’t Water leeven, onder
beide welken ’er zyn die al en die geen
Geftaltewifleling ondergaan. Van beiden zyn
’er, zegt hy, die Pooten en die geen Pooten
hebben , begrypende onder de laatften, behalve
de Wormpjes of Maden der Muggen, Vliegen,
Byën, Wespen, Hommels, enz.: ook de
Aardwormen en Slakken , welken hy mede betrekt
tot de Infekten , en in het Water de
Bloedzuigers en Schulpviflchén. Alle andere
byzondere Hoedanigheden der Infekten, hunne
verfchillende figuur van Lighaamsdèelen en
de Kleur zelfs , wordt door hem tot onder-
•fcheiding der Soorten gebruikt: doch het blykt,
dat aan deezen Autheur Infekten voorgekomen
zyn, die hy niet heeft weeten in Rang te plaat-
zen.
Het Eerde Deel der Infekten-Verluftiging van
R o e s e l , ’t welk in ’t jaar 1746 uit was gekomen
, bevat, op omtrent tagtig Plaaten, veele
Dag* en Nagt-Kapellen: het Tweede Deel, fdat
drie jaaren daarna voltooid was, begrypt over
de zeventig Plaaten , waar op de Torren en
Water Infekten, Sprinkhaanen, Krekels, Hommels,
Wespen, Muggen en dergelyken, zyn
afgebeeld: de twee volgende Deelen worden
van hem aangemerkt als Supplementen van de
twee voorigen. Men vindt in hét Derde, behalve
verfcheideRupfen en Kapellen, die in de
eerden ontbraken; ook de Mieren-Leeuw, de
Rivier-Kreeft, Garnaalen en Scorpioenen. Agter
ter hetzelve is een Aanhangzel van de Poly. y ,
pen en andere kleine Waterdiertjes, die zeer A fdeel.
liitvöerig door hem zyn befchreeven en afge- hoofd.
beeld; STOK*
In dien myn Oogmerk was, te fpreeken van
zodanige Autheuren , die eenige byzondere
Soorten van Infekten befchreeven hebben, zou
ik hièf Cen wyd Veld geopend vinden. Ik zou
ten tnihfte de Werken van den Sweedfchen
Hofraad dé G e e r , van dén Heer B o n n e t
te Geneve en van den Paftoor S ch a e f f e r
by Frankfort, zo min als dié van C l er c k ,
B a k e r , Ba s t e r en anderen, niet onaangeroerd
kunnen laaten. Doch myn Oogmerk
is inzonderheid te blyven by de genen, die de
Infekten in ’t algemeen op een Syfteniatifèhe
Maniër befichryven. Van de Werken der andere
Aütheuren, zo wel als van de Vértoogeh
die Over uèeze en gene Infekten voorkomen in
de Verzamelingen van de Akademiën o f Sociëteiten
der Weetenfchappen, ■ zal ik ter zyner
plaats, zo veel mooglyk, gebruik maaken -tot
opheldering der Natuurlyke Hiftörie.
De keurlykheid der Uitvoering egter van de skpp.
Natuurlyk gekleurde Afbeelding der Kapellen*
verdient dat ik hier kortelyk gewag mas*
ke van de Plaaten van den vernüftigen S e p p ,
die reeds negentien in getal door hem, hier te
Amftérdam, uitgegeven zyn, en nog geduurig
vervolgd worden: een Werk, dat in naauwkeu-
righeid alle anderen van deezen aart geoordeeld
G 2 wordt