
„ die van de Mefl: ronde Pillen kneedt, en
,, zyne Eyeren daar in legt: maar hy legt zy-
„ ne Eyertjes flegts hier en daar, ter plaatfe
,, waar hy zig een Gat in de Mefl: geboord
,, heeft. Zo dra het Ey de Geftalte van een
„ Worm krygt, ziet men een byna doorfchy-
„ nend en wie Lighaam ; ook dergelyke Poo-
, , ten met blinkende Klaauwen. De Kop is
, , glanzig Kaftanjebmin. De Voelers gaan ne-
, , vens den zwarten Bek uitwaards, en ieder
„ heeft zes Leedjes. Als zy van de Mefl: ge-
, , vreten hebben, krygen zy van agteren een
„ zwarten Zak, als ook een zwarte Darmbuis,
, , die regt derwaards, midden langs de Rug
, , heen loopt. Aan de Zyden is een verheven
, , Vleezige rand, die de Rug en Buik van el-
„ kander fcheidt, en ook, over den zwarten
,, Zak heen, wit blyft. HetSchepzel blyft op
„ de plaats, daar het Ey geplaatft is, leggen,
„ en vreet zig een Holletje in de Mefl:: het
, , kan ook kruipen, doch het L y f fleept- aan
„ de Zyde naa: anders legt het geduurïg zo
„ krom, dat de Kop en Staart te famen kq-
,, men. Na viermaal Vervellens komt ’e r ,
„ wanneer het de Wormen-Huid heeft afge-
„ legd, een Pop uit te voorfchyn, waarin by-
,, na alle Ledemaaten van de T o r , in haare
„ Scheeden, zigtbaar zyn: naamelyk van v o o
„ ren aan den Bek het langer en korter Paar
„ Proevertjes , als ook alle Knoopjes in de
,, Sprieten, welke zy met de Voorpooten houdt,
die
die daar over heen leggen. De middelfte
si Pooten leggen op de Vleugelen * welke,
„ nevens de Agterpooten, van het L y f afftee-
j, ken , dat fpits uitloopt, hebbende op de
j, Rug een laage feherpe verheffing. Aan de
„ Staart zyn twee Puntjes, welke de Pop op de
iy plaats zet , daar zy legt; zodat zy van agte.
„ ren op deeze Spitfen , van vooren op den
,, Kop en in ’t midden op de punten der Sprie-
,, ten kan ruften en het L y f hol houden*
„ gelykerwys.de Poppen van de groote Wa-
,, ter Torren doen. Zy kunnen het Onderlyf
„ fnel beweegen en zig omkeeren. Haar
,, Geftake neemen zy in Juny aan , wanneer
„ de witte Kleur in een geele verandert, en,
„ na eenige Dagen, kruipt ’er het Torretje
„ uit. Hetzelve is op de Vleugelen rood,
„ inzonderheid het Mannetje: de Wyfjes zyn
„ bleekrood en ten deele wat graauw: eeni-
,, gen, oud zynde, worden zwartagtig. Het
„ Rugfchild en de Kop is glimmend zwart.
„ De Mannetjes hebben op het Rugfchild,
,, by den Plals, twee kleine hoogten, en op
j, den Kop drie kleine hoogten, als fpitfige
„ Knopjes, en onder en boven dezelven nog
„ twee: de drie ziet men ook aan de Wyfjes.
„ Het zwarte Rugfchild heeft, aan den Kop,
,, twee geele hoeken. De Voorpooten heb.
» beri , om in den Grond te booren , vier
„ Spitfen, de andere Pooten hebben ’er maar
„ drie, als de tanden van een Zaag. Oud
J, deel, ix, Stuk, zyn«
V.
A fdeel*
IV.
Hoofd«
stuk.