V.
Afdeel.
Xé
Hoofd*
stuk.
LXXVIII.
Elonzata.
Zeer fmal.
Naam.
I q het K ab in et der KoniDgin van Sweeden
bevondt z ig dit fraaije Indiaanlche Beeftje , dat
de grootte vaneen M e f t -T o r h e e ft, e n d e D e k -
fchilden glad. H e t mogt wel Reusagtig genoemd
worden > b y de anderen te ve rgelyken .
( 7 8 ) Goudhaantje dat lang en zeer fm a l is
m n L y f t zw a r t va n K le u r , met bet
Borftfiuk rood en eenigermaate ruig.
. D e e z e S o o r t , die in fmalheid van L y f alle
de anderen van dit Geflagt overtreft , is in
D u itfch la n d waargenomen door den H e e r
F o r s k A Ö,H L .
X I . H O O F D S T U K .
Befchryving van ’t G e flag t der O l y p h a n t -
j e S of S n u it -T o r re n , van anderen ook V a r -
k e n s -T o rre n getyteld ; welke benaaming de
Üitheemfche beter mogen voeren dan de lnland-
jcbe of E u ro p ifch e , die veelal klein en fornrni-
ge zeer klein zyn, gelyk de gewoone Kalanders
of Ko ornw ormen , enz.
D e Naam d ie , in ’t N e d e rd u it fch , aan de
Infekten van dit G e fla g t gegeven w o rd t,
drukt zeer n a tu u rly k de Geftalte u it. M e n
noemt-
(78) chryfomela elongata, atra, Thorace tubro fubvillola.
Syji. Nat. X.
noemtze O l y p h a n t j e s , om dat de mee-
ften k le in z y n , ten minfte klein in v e rg e ly k in g X [.
met het D ie r , waar van de N a am , wegens Hoofd-
de uitfteekende S n u it , dien z y h e b b e n , o n t- STU *
leend is t weshalve menze ook O ly p h a n t-T o r -
r e n , en dus met meer re g t , kan no emen, dan
de V lieg en d e Eenhoorn *. Sommige geeven * ^ ie Bladz*
’er den Na am aan van Snuit- o f V a r k en s -T o r ren.
D e Geflagtnaam Curculio is , zo w e l als
de Franfche N a am Cbaranfon, oudtyds alleen in
gebruik geweefl: om d a t T o r re t je te b eteken en,
Jt w elk in het K o orn zo veel verwoefting aanregt,
Kalander genaamd, behoorende insgelyks tot
d it Geflagt.
D e Kenmerken z y n , d e rh a lv e , zeer b ly k - Kenmerkt*,
baar. Z y heb b en , n a am e ly k , een S n u it , die
als een H o o rn voorwaards u it fte e k t , aan den
K o p , en den B e k uitmaakt van deeze In fek te
n , zynde bovendien met twee Knodsagtige
Sprietjes v o o rz ie n , die aan deeze Snuit zitten.
D i t hebben z y allen gemeen, doch de Sp rie tje
s , zo even g em e ld , die in de meeften als
geknakt z ig vertoonen, z y n in fommigen regt.
E en ig en hebben het bovenfte L id der P o o te n ,
dat men de D y e no em t, ge tan d, anderen ongetand
o f zonder R e k e lt je s ; de Snuit z e lf is in
eenigen zeer ve e l la n g e r, naar maate van het
L y f , dan in anderen: in fommigen re g t , in anderen
k rom : ook z y n ’er die de D y ë n zeer
d ik hebben, ’t welk ze tot fpringen bekwaam
maakt.
I, d u e l . IX. Stuk. D e e -