V.
A fdeel-
i V.
H oofd-
STUK.
Rfiinafter.
vrri.
hun ar is.
Kromme
Kaom-Tor.
hier en daar een Eitje. Niet ver van de Leg
was een Peeragtig Beursje, dat zig in de Schee-
de opent, zjmde vol van eene Lymagtig geele
Stoffe, welke door ’t droogen brofch wordt en
weg kruimelt; dienende mooglyk tot het glad
houden van de Scheede in de Eijerlegging.
Boven dit alles was’t verwonderlyk, met welk
een menigte van Longepypjes en Lugtblaasjes
deeze Deelen ook bezet en als omfingeld zyn.
O f de Rhinofler - Torren van eenig gebruik*
zyn is my niet bekend. Het fchynt ook niet
dat zy eenig nadeel doen, als zig geneerende
met Stoffen die van geen merkelyken dienft
zyn , gelyk Run of rottig Hout. Anders zon*
den z y , en de Wormen inzonderheid, wegens
hunne grootte, een ongemeene verflindingkun-
nen aanregten in de Broeybakken of Tuinoed-
den. De Hoenders en Kalkoenen zyn naar deze
, gelyk naar andere Kwatwormen en Wormen
zeer gretig.
(8) Tor die het Borjijiuk met drie Hoornen
beeft, waar van de middeljle Jtomp gevorkt;
op den Kop een regtoverend Jiaan-
de Hoorn.
Deze Tor fchynt zig op fommige plaatfen van
Eu-
(g) Scarabsus Thptace tricorni, intermedio obtufb bifido,
Capitis Cornu erecto. Syji. Nat. X. Faun. Suec. I. 341. Sav
labasus Thotace fubmutico, Capite lunato, corniciilo ernar-
ginato. P e t . Gaz. T. 8. f. 4. Ï e i s c h . In/. IV. T.
f. 7. ROES. In/. II. TH, T. B. f. 2.
Europa te onthouden. P e t i v e r geeft de y .
Afbeelding van een, die by Liflabon gevan- Afdeel,.
gen was, zynde omtrent een Duim lang, het cj00‘ ]:).
L y f wat krom, die hy noemt, glimmend zwar~ stuk.
te Portugeefcbe Rhinofler,' met de Dekfchilden'
geftreepL Een zeer ruuwe Figuur is door
F r i s ch van deezenTor gemaakt, onder den
naam van de middelbaar e Soort van Rhinofler,
beboerende tot de zwarte Mejl-Torren, Deeze,
zegt h y , wordt onder de Koe.Drek op de
Graslanden gevonden. Hy is geheel pekzwart,
doch glanzig op het zeldzaam ingefneeden Rug-
fchild, en aan den Buik niet zo blaauw- o f
groenagtig als de gewoone Mefl-Tor; doch de
ftreepen op de Dekfchilden zyn breeder en de
Agterpooten niet zo zeer getand; hoewel zy
ook ver agter aan het L y f (taan, gelyk in dezelve.
Hy wordt zo veel niet gevonden, en
alleenlyk op de Velden. De Hoorn op den
Kop is in het Mannetje vry lang en fpits, doch
in het Wyfje kort en Romp , het' welk de
Uitflekken vah het Borftfluk ook veel kleinder
beeft.
’t Verwondert m y , dat R oes e l , die dee- Hy komt
zen Tor taamelyk wel af beeldt, in ’t eerft niet sweeden^
geweten heeft, waar dezelve zig onthoude.
Men heeft hem oOk in Sweeden gevonden ,
hebbende het Kopfchild halfmaanswyze, met
een verheven rand en op het midden daar van
een uitgefneeden Hoorntje. Dit ziet op de ge-
vorktheid van het middelfle Uitfleekzel van
. 1. d e e l . lx. stuk. het