XIII.
Hoofds
tu k .
Rolrond b e e ft , bet L y f g raauw m et zw a r t
g e fiip p e ld , de Sprieten middelmaatig.
D e e z e g e ly k t zo zeer naar den Schoenmaa-
leer, hier voor befchreeven ( * ) , dat ik ze voor
deszelfs W y f je zou gehouden h eb ben, zegt
L i n n j e u s , indien ’er niet de Spitfen , op
z yd e van het B o rft ftu k , aan ontbraken. H y
heeft het L y f ook wat d ik k e r , en de N yp e rs
zw a rt. Naderhand is het W y f je o ntdek t, dat
graauw is van K le u r , en het Mannetje A f c h -
graauw , wegens een bleekgeelagtige W o llig h
e id , die het L y f om k le e d t, en waar tuffchen
de glinfterende zwarte Stippen u itpu ilen. D i t
doet h em , eenigermaate, naar den S te rn - o f
bonte H a a y g e ly k e n . D ie van P e t i v e r was
zw a rtag tig , en hadt de D e k feh ilden geftippeld
en met bleeke V la k k e n be fp ren g d ; dat regt
het tegendeel is van K le u r ; hoewel men den
e e n , zo wel als den a n d e r , ge jlippeld kan noemen.
D it In fe k t was hem u it Noorwegen gezo
n d en , drie vierde D u im s la n g , en hadt de
Sprieten langer dan het L y f .
U it de aanhaaling van dien Autheur b ly k t ,
dat de H e e r G e o f f r o y deezen geftippelden
B o k b e d o e lt, met den naam van Sagrynagtige
L e p tu r a ; zynde dit een Geflagt waar toe alle
de B o k -T o r r e n , die het Borftftuk ongedoornd
hebben , van hem betrokken worden. Z y n e
j B o k ,
nïgro pun&ato, Antenais mediocribus. Faun. Suee. ? 93. G o e d.
In/. II. T, s i . l i t T . G 0 10 . f. 104, Pk x. Caz, T. *. f.
B o k , een D u im la n g , heeft ook de W o llig heid
Afchgraauw [en de Stippen , die z ig daar
in vertoonen, glimmend zwart. H y merkt a an,
dat L in n a s u s z ig bedroogen h e e ft , wanneer
d ie aantekent, dat de Le ed je s der Sprieten van
‘onderen graauw o f g ry s en van boven zware
z y n ; alzo omftreeks P a rys regt het tegendeel
plaats heeft (* ) .
( 3 5 ) B o k -T o r , die bet Borfiftuk ongedoomd
tn Rolrond b e e f t , de D ek feh ild en met een
geele getande Streep en geele S tip p en , de
Sprieten middelmaatig.
D it B o k je ontmoet men ook in E u ro p a ,
doch het is niet gemeen ( t )* M e n v ind t fom-
tyds eene vcrfcheidenheid die de Streep blaauw-
agtig h e e ft, in plaats van g e e l: doch d e A ic h -
graauwe, die wit gebandeerd i s , u it de V e r handelingen
der A kademie van U p fa l, dunkt ro y ,
móét
(*) H iß . des Ik/, env. P a r is . Tom. I. p. 20».
( is ) CerambyxThorace mutico cylindnco, Coleoptris linca
flava dentata punftisque flavis, Antennis medioctibu*. Faun.
Suec. 4Ä4.
(■ (•) Mooglyk zal dit de reden zyn, dat t iN N JE U s het- _
zelve, in de tweede Uifgaave van de Fauna Suecica, van de
Sweedfche Dieren heeft uitgetnonflerd. Dat evenwel, naar-
’t .welke onze Afbeelding gemaakt is , was hier te Lande gevangen.
De Heer G ï o n o t i d s geeft de Roozebokjes
alleen in dit Geflagt op, als in de Nederlanden voorkomende,
zonder van dit, van het Blaauwe Bökje noch van de Pope-
lier-Bokken of anderen, die ;in ons Land huishouden, gewag
te maaken. AH. Helvet. V O L. V. p. |3 $.
1. De e l IX. Stu k . N n
V J
A tD R t i . .
XIII.
Hoofdstuk.
XXXV.
Scala ris.
Gehakkeld?*
PL LXXV.
F ig. f.