y.'
A fdeei..
V,
H oofdstuk.
v.
Clavicornis.
Knods-
Sprietig.
VJ.
P trtir.d x .
Hout-Tcrretje.
Schilden der Vleugelen geel, doch is voor’e
overige geheel zwart. Zyn Ed. verbeeldt zig
dat het door L i n n &us onder de St, Jans
Vliegen betrokken z y , roet den zelfden By».
naam (*).
(5) Torretje dat zwart i s , en de Sprieten
Knqdsagtig, met Hadirtjes heeft.
De Knodsagtigheid van de Sprieten zal, in
hetzelve, waarfchynlyk veroorzaakt worden,
door de gemelde Haairtjes. Dewyl, evenwel,
die Knodsagtigheid, door onzen Autheur als
een algemeen Kenmerk van dit Geflagt is opgegeven;
zie ik niet hoe deeze Bynaamtoteen
Soortelyke onderfcheiding kan ftrekken. Het
onthoudt zig, volgens hem, ook in Europa.
(6) Torretje dat bruin i s , met Draadswyze
Sprieten.
De Sprieten zyn in deeze zo Knodsagtig, dat
is zo dik aan ’t end niet als in andere Soorten
van dit Geflagt, gelyk de Afbeelding aantoont;
doch ook niet volkomen als Draadjes. Dit
heeft den Heer G e o f e r o y , wederom, een
by-
(*) Cantharis PeóHnicornis. Syfl. Nat. Ed. X. Gen. I8i.
Sp. 16.
(s) Dermeftes niger, Antennis clavatis pilofis.Syfl. Nat. X.
(6) Dermeftes fufeus , Antennis filiformibus. Syfi. Nat.
X. eaflida nigta , Antennis Setaceis, Corpore teretiusculo.
Faun. Suec. 3 8+.
i
byzonder Geflagt daar van doen
der den naam van Byrrbus, in 't Franfch v .
urn; om dat het in 't Hout gaatjes boort als Hoorn-
waren zy ’er met een Fret in gemaakt. Voor Houmrret^
my, beken ik, is de toepaffiog hier van zo
duifter , als het gebruik en de afkomft vau
den Latynfchen of Griekfchen Naam. Onder-
tuiïchen moet dit Infekt een van de gemeenfteu
zyn, want hy merkt daar van het volgende
aan (*). . ,
„ Men ziet, dagelyks, oude Tafels in de
„ Huizen, en ander Huisraad van Hout, door*
„ boord met een oneindig getal vau kleine ron-
„ de Gaatjes en t’eenemaal vermolfemd door
deeze Infekten. Indien men, aan de ope-
„ ning van een deezer Gaatjes, een hoopje
” fyn gemalen Houtftof gewaar wordt, gely-
„ kende naar verfch Zaagzel, kan men giffen,
„ dat. het Masker van dit Torretje zig daas
l binnen bevindt: dat Stof is van de daade-
„ lyke bobring en vernieling, welke hetzelve
in ’t Hout aanregt, afkomftig; wordende
5, van dit Wormpje, naar maate het in zyn,
,, Werk vordert, uit het Gat geworpen. Het;
„ Hout allengs weg fnydende, om aan den bo-
” dem van het Hol te komen, dat het Infekt
, geboord heeft, zal men weldra het Masker
„ vinden; dat een Wormpje is , gelykende
,, naar een kleinen Kwatwofin, week of zagt
„ van
Hift. des Inf. env. Paris. Töm. I. p. I09 *
I, DEEL. XX. STUK.' S 5