V.
A fdeel.
XV.
H o o f d stu
k .
* Cardiaca
Naam.
Het Infekt gelykt veel naar dat der Eiken,doch
heeft het Borftftuk platter en den Kop niet
zwart» Het onthoudt zig oo|t in de Boomen.
De Heer Al t s t r óme r heeft op het
Hartgelpan* een St. Jans Vliegje gevonden,
niet grooter dan een L u is ; hebbende de Dek-
fchildea, aan de tippen, met een roode Stip,
en de Sprieten gekamd.
X V I . H O O F D S T U K ,
Befchryving van 't Geflagt der S p r i n g k e v
e r e n , anders Kniptorren genaamd, waar
onder verjcbeide Uitheemfcbe voorkómen,
De Geflagthaam van deezc Infekten onder.
fcheidt hun zeer duidelyk van de_mees-
ften. Men vindt, wel is waar, ook andere
Torretjes die fpringen; gelyk wy dit gezien
hebben in de Goudhaantjes en Olyphantjesi
doch het Springen is hun niet in ’t algemeen eigen
, en ook zo geweldig niet. Het Werktuig-
lyk Geitel, waar door onze Kever zulke yer-
baazende Sprongen doet, in evenredigheid die
der SpriDghaanen overtreffende , is elders in ’t
breede verklaard en door Afbeeldingen opge-
helderd (*). W y letten hier flegts op den
Naam
(*) Zie de Waarneemingen van den HeerWEiss omtrent
den Springkever , uit de AUa Helvet. Vel. II. overgenomen
en vertaald in het I I . DEEL der Uitgczogte Verhand, bl.
3P9 , enz.
Naam, die in ’ t Latyn Elater is , in 't Griekfch V.
jSfotopeda, (om dat dit Infekt alleenlyk op de
Rug leggende fpringt,) waar van men hee Hoofd.
Franfch woord Taupin afgeleid h e e ft, zegt STÜK*
G e o F f r o y . Men geeft ’er ook wel den
Naam van Kniptorren aan.
Het voornaamfte Kenmerk beftaat dan daar Kenmerken,
in , dat zy van agteren een punt aan ’t Borft-
ituk hebben , waar mede zy dien Sprong
volbrengen; doordien dezelve terugfpringt uit
een Sleuf van ’t Agterlyf. Het is niet de enkele
buigiDg van ’t Hoofd tegen de Borlt, die hun
deezen Sprong doet maaken. De Sprieten
zyn in de MannetjesZaagswyze getand, inde
Wyfjes Draadagtig, en kunflen zig verbergen
in een lange Sleuf, die onder aan den Kop en
het Borftftuk is.
Behalven de gemelde punt aan ’t Borftftuk,
moet men agt geeven op de zonderlinge gedaante
van dit Infekt, die hetzelve zeer kenbaar
maakt. - Deszelfs L y f is Eyrondagtig o-
vaal, van agteren fpits, van vooren ftomp,
en het Borftftuk, dat langwerpig vierkant is ,
heeft ook wederzyds een punt, in fommigen
vry fpits.
De Maskers fchynen zig te onthouden cn de
Verandering te ondergaan in de Stammen van
rottige Boomen, alwaar ook dikwils fommigen
van deeze Infekten gevonden worden, en ee-
niaen op dc Bloemen.
L i n n m u s heeft in dit Geflagt vierentwin- soorten,
I . Deel. IX. stuk. tig