f D E T O R H. E N. 1 4 3
E E R S T E A R T I K E L . V.
A fdeel.
Met het Bordduk gehoornd. 1v -
Hoofd.
( 1 ) Tor die een zeer groote kromme Hoorn STUK*
aan de Borji heeft, van onderen gebaard, HinJes.
en een opvoaards omgeboogen Hoorn op ^hoont
den Kop, getand van boven. ®jb LXXI*
De v y f eerde Soorten, van dit Artikel
zyn uit de Indien afkqmdig. Zy begrypen die
•
groote Torren, welke men gemeenlyk noemt,
de Vliegende Stier of Neushoorn, dat is Rhino-
ceros, welke Naam aan den Europifchen, die
de zevende Soort is, eigemlyk gegeven wordt.
Sw a m m e r o a m , die verfcheide Soorten van
uitlandfche Neushoornen o f Eenkoornen, fgclyk
hy ze noemt,) in, zyn Kabinet hadt, zegt dat
de eene op den Kop een Hoorn had; ,, zig
,, boogswys buygende na de^bord, en inwen-
„ dig met vier tantkens befet : eyndigende
,, verders het been der fchouweren , lendenen,
,, en de bord, in een langen vooruytdeeken-
,, den hoorn, dewelke in zyn inwendige bogt
„ met gout-verwig bordelig hayr, alsmettryp,
,, bezet was f (*).
Uit
f l) Scarabams Thoracis Cormi incurvo , maximo, fiibtus
barbato ; Capitis Cornu recurvato , fupra dentato. Syft.
Nat. X. Gen. 170. Ma k c g r . Braf 247. f. 3. J o N s T. Jnf.
T. 16. f . i . o L E A R.: Muf. T. I.6( f I. P e t. Gaz. T. 70. f.
I. G rf.w. Muf. 162. Sw a m i . BUI. T. 30. f. 2. R oes,
Inf. IX. T h e i l . T. A. f. i. & : v . Th. p. 4-J. T. f f.} .
(*) Bybel der Natuur, bladz. a?l.
L Peel. IX, Stuk.