V. Het Borflfluk kan onderfeheiden worden in een
A fdeel. ag terfte en yoorfle deel. Aan het agterfte-, dac
Hoofd- men de Rug noemt, zyn de Vleugels gehechc.
stuk. Veele Infekten hebben ’er vier, aan ieder zyde
of vleugels” twee» iomtyds egaal van grootte, gelyk in de
Juffertjes en Romöouten ; fomtyds ongelyk, als
in de Byën, Wespen en veele anderen, die
de twee bovenfle Wieken grooter, en twee
kleinere daar onder geplaatfl hebben. Ee-
nigen wederom hebben de Boven - Vlerken
kleinder dan de Onder - Vlerken , gelyk de
Sprinkhaanen, Mol-krekel, ’t Wandelend Blad
en anderen. Oneindig is het verfchil van maakzel
dezer Vleugelen. Sommige beflaan uit een door-
fchynend glad Blaadje, met eenige Aderen’er
door heen loopende, die’er eenfoortvan Netwerk
inmaaken, en blykbaarals Peezen,of als
een Raampje, dienen om de Vliezen uit te fpan-
nen. Sommige van deeze Wieken zyn gevlakt
, anderen ongevlakt; doch allen kaal en
doorfchynende.In veele andere Infekten, gelyk de
Kapellen, vindt men deeze Wieken, wederzyds»
met een Meelagtig Dons bekleed, dat zig, op het
aanraaken, als Poeijer aan de Vingeren hecht. Dit
Poeijer o f Stof is , wanneer men ’t zelve door ’t
Mikroskoop befchouwt, niets minder dan een
foort van Meel, gelyk het zig voor ’t bloote Oog
• vertoont. Het zyn Schubbetjes, aan ’t eene end
fpits o f puntig, en als metfeen Steeltje voorzien
, aan ’t andere end breed en getand of in-
gefneeden; die van „fommigcn, oneigentlyk,
Pluimp,
Pluimpjes genoemd worden. Als zy ’er weder- V.
zyds af zyn genomen , blyft de Vleugel van A ^ eel.
de Kapel geheel doorfchynende, behalven dat Hoofd.
’er vry fterke Ribbetjes of Aderen doorloopen. stuk.,
Wanneer rnen damden Vleugel met het Mikroskoop
befchouwt, wordt men *er regelmaadg
gefchikte Voortjes in gewaar, daar de Schub*
betjes hunne inplanting in gehad hebben , zynde
by ryën, over elkander heen fchietende, geplaatfl:
geweefl, byna even als de Dakpannen
in een Gebouw. Deeze gekleurde Schubbetjes
zyn het, die de Wieken der Kapellen met zulke
fchoonc en by elkander affleekende Kleuren
verryken.
Veele andere Infekten, gelyk de Vliegen , Tegenwigt
Muggen en dergelyken, hebben maar twee Vleu- Vleutgwe'lfieg-en,
gelen, die meeftal ook kaal en doorfchynende
zyn. Op die der Muggen, evenwel, wordt
men ook eenige Schubbetjes gewaar , als opdie
der Kapellen, alleenlyk aan de zyde der Aderen
geplaatfl, en zo klein , dat men een flerk
vergrootend Glas noodig heeft, om ze te zien.
Deeze Infekten fchynen als tot vergoeding van
de twee Vleugelen , die hun ontbreekeD, van
de Natuur zeker Werktuig ontvangen te hebben
, dat hun in ’c byzonder eigen is : te wee-
ten een kort, fyn , Draadje, met een Bolletje
o f rond Knopje aan ’t end, dat ter wederzy-
den aan de Borfl z it, onder de inplancing van
de Wieken, Men kan dit de Onruft noemen
'of het Tegenwigt, want het is niet alleen in
I. Deel. IX. Stuk, ' ge