V . L ig h a am wordt een weiDig roodagtig. D a n
A fdeel. k ru,-pen Zy ^ tot de V e ra n d e rin g , in den G ro n d ,
Hoofd- maakende z ig een To n n e tje , waar van de W a n -
s tu k . ^ e n , aan j g binuenzyde , met een Z ilv e ra g tig
T o r r e t je . V e rn is als opgeluifterd z y n . D i t V e rn is beftaat
n ie t uit Draaden van Z y d e , g e ly k in de T o n netjes
van veele andere Infekten plaats h e e ft:
het W o rm p je der L e lie -T o r re t je s fpint n ie t ,
maar werpt uit den B e k een foort van K w y l ,
d a t , hard wordende door het droogen , dien
glans a an n e em t, en waar mede hetzelve de
W an den van het T o n n e tje beftrykt. M e n
vindt deeze T o n n e tje s niet g em a k k e ly k , om
dat z y van buiten naar klompjes Aarde gely ken.
paaringen E e n byzondere Smaak fchynen deeze W o rm -
voorttee . g te hebben in de Bladen der L e lie * P la n te n ,
die ’er d ikw ils geheel door afgeknaagd en af-
fch uw lyk gemaakt worden. W a n n e e r , naame-
l y k , de T o r r e t je s , die fraay rood en niet on-
aartig z y n , van de L e lië n niet opgevangen wor*
d e n , paaren z y wel d r a , en de W y f je s leggen
E ije r t je s onder aan de B la d e n , waar uit dan
de gemelde W o rm p je s vo o rtkom en, in de tyd
van omtrent veertien D a g e n , en z ig over de
Bladen verfpreiden. D e Paaring van deeze
T o rre c je s duurt zeer la n g ; men zietze d ikw ils
aan elkanderen gekoppeld. A ls menze v a n g t ,
wordt zeker piepend G e lu id door hun gemaakt,
dat eenigermaate verfchilt van het knarfen der
K e v e re n , e n , hoe meer men op de D e k fch il*
den drukt, hoe fterker i s : des de H e e r R e -
AB*
a U M ü r meent, dat hetzelve door de w ry v in g V .
der agterfte Ringen van het L y f , tegen de *F° EEl“
D e k fc h ild e h , veroorzaakt w o rd e ; doch ande- Hoofd-
ren fchryven het to e , aan de w ry v in g der fa- STUK*
menvoegzelen van het Borftftuk met den K o p Torretje.
en ’t A g te r ly f . D it laatfte , inderdaad , is
w a a rfch yn ly k e r; want men b e fp eu rt, dat het
T o r r e t je , m id d e le rw y l, van vooren z ig fterk
beweegt.
( 6 3 ) Goudhaantje dat lan gwe rp ig Iru in i s , l x t it .
met de Dek fcb ild en aan den uitpuilende
R a n d g e e lag tig. Plompen,
M e n heeft d it B e e f t je , dat vaü middelbaare
grootte, zeer lo g en traag i s , omtrent S t .J a n
o vervloedig op de Bladen der P lom p e n , in de
R iv ie r by U p f a l, en veelal gepaard gevonden.
H e t heeft den K o p b r u in , het Borftftuk g e e la
g tig , on g e ly k : de D e k fch ild e n platag tig , on-
doorfchynende, met üitgeholde S t ip p e n , aan den
zydelingfch en en agter-rand * doch niet naar de
Naad toe , g e e l: de Pooten g e e l; de Sprieten
beurtlings geel en zw a r t , h a lf zo lang als het
L ig h a am : de W ie k e n b r u in , met zwarte A d e re
n : het A g te r ly f op de R u g geelagtig met een
breede dwarfe S t re e p , die zwart i s , op ieder
R in g ; maar aan de zyd e naar onderen zwart.
H e t
(63) Chrylbrnela fusca, Elytris margine prominulo flaves-
Éentibus. Faun. Suec. 444,