V .
A f d e e l .
X I .
HOOFDSTUK
.
Palmiet»
jT(i r.
G a bb è -G a bb e , v o lg e n s K j e m p h e r ; d o c h , vo l.
gens het Berigt van V a d e n t y n , worden de
dunne Z y ta k k e n van de Indiaanen in ’c alge-
meen d u s , en de Stam Goeroerong genaamd.
M e n gebruikt de Bladeren om Strooijen H o e d -
jes op ’t H o o fd te maa ken , o f ook als R ie t
om de H u iz e n te dekken. O o k w o rd e n , van
de R e iz ig e r s , ze k e re Boomen wilde K o ko s o f
Klappusboomen genoemd, g e lykm en de Kokos*
nooten d ikw ils Klappernooten heet; en z u lk e z y ü
in de W e ftin d ië n bekend b y den naam van P a l •
mie t. H e t bovenfte van den S tam , dat zagt is ,
w o rd t , (ze g t Juffr. M e r i a n ) gekookt en gegeten
: in het M e rg onthouden z ig W o rm e n in
m e n ig te , in het begin als Maden van de K aa s ,
doch allengs de grootte krygende van den
W o rm , dien z y onder den naam van P a lm ie t-
W orm afgebeeld h e e ft , zynde drie D u im lang
en één D u im d ik , geelagtig w i t , met den K o p
O ra njekleu rig. D e Inw o o n e rs , zegt z y , leggen
deeze W o rm e n op K o len en braadenze,
geevende v o o r , dat z y zeer le k k e r z y n . D a a r
komen zu lk e T o r re n v a n , als z y , met de Snuit
twee en een h a lf D u im la n g , a fb e e ld t, welke
men noemt de Mo eder van de Palmietwormem
D e rg e ly k e Boomen worden ook Koolboomen
o-etyteld, wegens het gebruik dat men van den
Top m a a k t , die uit de nog niet uitgefprooten,
maar tegen elkander aan gevoegde Bladen be-
ftaat , en van Smaak is als de S toel der A r tis jo
k k e n . A ls men den Stam* ua dat het zagte
v boboven
end afgekapt i s , n ie t tot T im m e rh o u t
w il g e b ru ik e n , zo worden ’er met een B y l o f
Snoeymes eenige in kerv ingen in gem aa k t, op
dat zekere groote gevleugelde Infekten daar in
zouden kunnen booren, om haare E ije re n te
leggen in het M erg, D i t hadt Pater L a b a t
a lle e n ly k op M a rte n iq u e , en niet op de andere
E ilanden , waargenomen. M en v ind t d a a r ,
zegt h y , een tamme en een wilde o f gedoomde
P a lm ie t , welke laatfte zekere Nooten als
kleine Karltengen vo o rtbren g t, die Olie ag tig
z y n , en verfch niet onfmaakelyk. D e Stam
van den Boom fchiet regt o p , zeer d ikw ils ru im
dertig V o e ten hoog.
D e W o rm e n , die in ’th a rt van deezen Boom
g ro e ije n , zegt h y , z yn zo d ik als een V in g e r ,
en omtrent twee D u im e n lang. H y ko n d e ze l-
v e n , g e ly k z y hem voorgezet werden, niet beter
v e rg e ly k e n , dan b y een klomp Kapoene
V e t , dat in een d u n , doorfchynend V e lle t je
was beflooten, en waar aan men niets dan den
zwartagtigen K o p onderfcheiden ko n . O o k
worden z y , op dergelyke manier als B o ter o f
V e t , aan het S p it gebraaden , beftrooijende
hun met geraspt Brood waar onder Z o u t en
een weinig Peper gemengd is ; ’t welk dan een
K o rftje daar omheen maakt. Gebraden z y n d e ,
legt men ze in ’t Sap van C itro e n - o f Orange-
A p p e le n , zynde als dan een zeer aangenaams
Sp y ze . Z y worden ook wel ingelegd met W y n ,
S p e c e ry ë n , O ra n g e -S c h ille n en eenige w e l-
I. Dekl. IX. Stuk. yic-
V.
A f D E E Z .
XI.
H o o f d .
s t u k .
Palmiet.
T e r .
Gebruik deï
Wormen.