y . ’t W e r k van S e b a ( * ) , is ’er zodanig e e n ,
A f d e e l . cio c j1 wat g e b re k k e ly k , afgebeeld. W y gee-
H o o f o - ven hier de A fb e e ld in g van z u lk een T o r uit
s t u k . myne V e rz am e lin g , dien ik n u , omftandig, gaa
Gepluimde befchryven.
H e t A g te r ly f is drie vierden D u im s la n g , het
Borftftuk omtrept een h a lf D u im , en de K o p
met de Snuit v y f agtften D u im s . D it maakt
den geheelen T o r iets minder dan twee D u imen
Rynlandfche maat. O p ieder D e k fch ild
heeft h y e lf verheven ftreepên, o f rib b e tje s ,
o ve rla n g s ; waar tuffchen de geheele langce beze
t is met Putjes o f indru k ze len . O p het Borftftuk
, dat z ig Sagrynagtig v e r to o n t , z y n het
uitgeholde Stippen o f ronde P u t je s , die deeze
Vertooning maaken. H e tze lv e i s , zo wel als
de D e k fc h ild e n , bruinagtig zwart van K le u r ,
E y r o n d , van ^hderen H a a ir ig , e n , g e ly k ook
het A g t e r ly f , drie agtften D u im s breed. H e t
K ö p ftu k is ve rw o n d e rly k , en fchynt een ronde
B o l te z y n , ingekaft en beweeglyk in een hollig
h e id vooraan het B o r ft ftu k , omtrent e en ag t-
fte D u im s b re ed ; van vooren bezet met twee
ronde S c h y v e n , die zeer fy n geftlppeld , en ,
wegens haare p la a tz in g , de Oogen moeten z y n .
H ie r onder is de Snuit ingeplant , een h a lf
D u im la n g , d u n , en aan ’t end uitloopende in
een p u n t , wel waardig om te befchouwen. I k
v in d ’er niet alleen twee Kwabben a an , die ie der
der in tweeën z yn ve rd e e ld , maar tuffchen de- V .
z e lv e n , opwaards, is een enkel b re e d , en ne- ^
derwaards twee kleine uitfteekzels , tuffchen H o o fd -
welken een foort van P lu im p je s fchynen uit te STUK*
kom en, g elykerwys in het V lie g e n d H e r t . D e
H aa irigh e id om de S n u it , die d e z e lv e , in
’t ro n d e , wel driemaal zo d ik m a a k t, beftaat
niet u it P lu im p je s , maar u it enkele zeer fyn e
H a a ir t je s ; bek leedende, in zo n d e rh e id, de uië
terfte helft van de S n u it , aan welker midden
de Sprieten haare inplanting hebbeD, g e ly k in
de andere Soorten van dit Geflagt. D e benaa-
ming van Gepluimde T or is derhalve oneigen,
D e Sprieten van deezen T o r z y n zeer d u n , in
’t midden geknakt. H e t deel aan de S n uit,
maakt één L id u i t , van een vierde D u im s lang,
nagenoeg re g t ; daar aan volgen v y f L e e d je s ,
het eerfte zeer g ro o t , doch het uiterfte van de
Spriet is nog langer en rolrondagtig. V a n de
Pooten z y n de twee voorften o ngelyk langer en
zwaarder dan de anderen, de twee middelften
kortft. In de voorften is de D y e drie vierde D u im s
lang 5 de S ch enkel met den V o e t omtrent een
D u im : de middelfte Pooten z y n , in ’tg e h e e l,
wat minder dan een D u im . In alle de P o o te n ,
doch in de voorften b lykb a a rft, z y n de S ch enkels
van onderen met fcherpe Stekeltjes gewa-
■
p en d, en hebben, aan het G ew rich t van den
V o e t , een fterke K la auw . D e Voeten z y n
v ie rled ig en als B la d e r ig : want het derde
L id , inzonderheid, loopt in tweeën zeer breed
U De e i . IX.' St u k , F f 2 u it ,