V. was gezegd , aangaande die Wefpcn , welke,
• j“EEL* om dac zy haar Eijertjes met den Angel inboo-
Hoofd- -ren en leggen in het Lighaam der Rupfen zelfs,
STUK- lebneumons genoemd worden; wier zonderlin*
ge V ly t , om zorg te draagen voor het Voedzel
van haar Krooft , door hem in ’c algemeen
wordt voorgefteld. Voorts befchryft hy nog,
in het Zesde deel , de Juffertjes enRombonten,
den Mierenleeuw en het Haft o f Oeveraas; be*
fluitende hetzelve met eenige Aanmerkingen
over de Vöortteeling dér Plantluizen, als een
Byvoegzel van ’t gene door hem te vooren daar
omtrent gezegd was, en de zonderlinge Geboorte
van die Paarde-Vliegen, welker L y f naar
dat van een Spinnekop gelykt. Ook was, in
de Voorrede van dat laatfte Deel, omflandig
door R e aümü r gefproken van eenige nieuwe
Ontdekkingen, zo aangaande de Polypen
van Zoet Water en derzelver zonderlinge Vermenigvuldiging
door dezelven in Rukken te fny-
den, aan ’t licht gebragt door den Heer T r em-
b l e t ; als hoe zekere Zee - Schepzelen , die
men voor Planten gehouden hadt, bevonden
waren het Werk of ten minfte de Huisjes te
zyn van Dieren,
Roesil. . Het gene ’er aan de fraaiheid der Afbeeldingen
fcheen te ontbreeken, is rykelyk vergoed
door die, welke de thans zo vermaarde Minia-
tuur-Schilder R oesel ( f ) , naderhand den tytel
(*) Dit Woord moet niet volgens onzen Tongval, of gelyk
’er ftaatj maar volgens dien der Duufcheren, en dus eenïgerd
e r I n s e k t e n . p7
tel voerende van Rofenhof, reeds in den jaare
3741, te Neurenberg in Duitfchland , begon
uit te geeven. Zyn Werk beftond in enkele
Plaaten, die van tyd tot tyd, ten naauwkeu-
rigfte naar ’t Leven gekleurd, met een behoor-
lyke Verklaaring, omtrent een Vel druks vol
maakende, in ’t Hoogduitfch werden uitgegeven.
Allengs zyn ’er ^ius drie taamelyk dikke
Boekdeelen van famengëgroeid, en in den jaare
1761 werdt zyn Werk, alzo by overleeden
was, met de Veertigfte Plaat van het Vierde
Deel beflooten. Hoe hetzelve federt, ten op-
zigt van de Uitlandfche Kapellen, door zynen
Schoonzoon K l e e m a n n agtervolgd, en hoo
het thans, in ’t Nederduitlch vertaald, met ee-
.nige nieuwe Aanmerkingen uitgegeven worde,
is de meefte Liefhebberen t’over bekend.
.De Oordeelkundige Aanmerkingen van dee-
zen Autheur over de Infekten, die door hem
zelf befchreeven en door den Heer Dcótor
Hu TH nagezien zyn, hebben, zo wel als z y a
onvergelykelyk Werk over de Kikvorfchen , een
algemeene Agting verworven in ons Werelds-
decl Het meefte dat h y , noopens de inlandfche
.Infekten van Duitfchland, te berde brengt, is
op eigen Ondervinding, en van de Uitheem*
fchen befchryft hy ook eenigen. Zyne algemeene
Verdeeling der Infekten is , in de genen
germaatë naar R ó s i l en R e d s e l zweemende, uitgc-
Iproken worden.
I . DEEL. IX. STUK. G
r.
A fdeel,
II.
Hoofd.
STUK.