V.
A fdeel.
n.
. H oofdstuk
»
beeld, en men befpeurt ligt, dat hy, in zyne
zeventien Boeken over de Dieren , meer op
wonderbaare Vertellingen dan op waare Berig-
ten gelet heeft.
Deeze Autheuren fchynen alles, wat hun verhaald
werdt, maar te boek gefteld te hebben ,
zonder zig over de Waarheid o f Waarfchynlyk-
heid daar van te bekommeren. Evenwel is het
geloofbaar, dat fommige Dingen, die zy ver-
haalen, alleen, omdat men ’ergeen bewys van*
heeft, voor Verdigtzelea gehouden worden, uit
enkele Onkunde van de oude Zaaken. H as-
s e l q u i s t getuigt, hoe hem verhaald was,
dat op het Eiland Met e lino, inde Archipel, zig
een Infekt bevond , door welks {leek men zwol
en dol wierd; zynde daar geen Middel tegen
dan flingeren o f fchommelen van deö Patiënt
(*> Is dit ongeloofbaarder, dan deGeneezing
der Uitwerkingen van het fteeken o f byten der
Tarantula van Apulie, waar van men zo veel
ophef gemaakt heeft, door middel van het
Speelen op Mufiek - Inftrumenten, zo dat de
Patiënt aan ’t danfen raakt? Zou men de kragt
van den Tril-Roch en van den Beef-Aal niet
even zo voor een Verdigtzel houden, indien’er
de Hedeudaagfchen geen Ondervinding van hadden,
en men ’er niets van gemeld vond dan
by
É É ZlC Zyn Erief ufÈ Smyrna, den 22 November 170
gefchteeven aan den Heer i i N ^ u s , JSeijenat!)maftmi
pg. Z66,
by P l i n i o s , o f andere oude Autheuren?
Ik kan niet nalaaten hier gewag te maaken
van een Infekt, genaamd Coya of Coyba, dat
men in de binnenlandfe deelen van Zuid-Ame-
rika*vindt, en welks Uitwerkingen, zo wel als
de GeneeziDg, alle Geloof zouden te boven
gaan, indien zy niet door de Hedeudaagfchen
beveiligd werden. Dit is een Diertje naauw-
lyks zo groot als een Weegluis , van kleur hoogrood,
dat zig in de hoeken der Muuren, binnenshuis
, of ook op ’t Land, in de Kruiden,
onthoudt. Het zelve heeft in zig een zo kwaad-
aartig Vogt, dat, als het verpletterd wordt en
iets daar van op de Huid fpat van een Menfch
of Beelt, het geheele Lighaam daar door fchrik-
kelyk op zwelt, en de Patiënt weldra fterfr.
Het eenigfte middel is, dat hy geblakerd worde
, door eenig in brand geftoken Stroo , ’t
welk de Indiaanen zeer handig weeten te doen.
Zy kunnen ook, zonder hinder, deëze Infekten
tuffehen hunne Handen dood drukken (* ); ’t
' welk minder te verwonderen is , aangezien de
Zaridvlooijen, die in het Vel en Vleefch der
Voeten van de Europeaanen kruipen, en daar
neftelen of ook vermenigvuldigen met een af-
gryzelyke Jeukt eaPyn, geen aandoening hebben
op de bloote Voeten der Negers of Indiaanen
( t ) . fll
Als
Ntyage ll'ijl. de V\Aweriqe*e Jlferidionale par D ULLOA-,
Amftcrd. 1752. pag. 290,
( | ) Voyage de T h o m a s G a g e , Tom, II. pag. i 7°»
I. Deel. ix. Stuk. E 4
V.
A fdeel,
II.
Hoofd •
STUK.