V. 200. Chermes. Rojirum Pectorale; Pedes pqflici
A fdeel. fakatorii.
Hoofd- aol. Coccus. Rojirum PeBorale: Abdomen po•
stok. Jlice Setofum (Maribus.)
2o2. T hrips, Rojirum obfoletum: Aies incum»
% lentes Abdomini rejlexili.
ORDO TERTI u S .
LEPIDOPTERA.
203. Papilio. Antenna extrorfum crajjiores: Al®
ereEta.
204. Sphinx, Antenna medio crajjiores,
205. Phalæna. Antenna intmjum crajjiores.
ORDO QUARTUS.
NEÜROPTERA.
206. L ibella. Cauda forcipata: Os Maxillofum;
Ala extenfa.
207. Ephemera. Cquda Sttis duabus vel tribus :
Os
200. Bladzuigertje. De Snuit aan de Borft:
de Agterpooten om te fpringen.
201. Schildluis. De Snuit aan de Borft: het
L y f van agteren Borftelig (in de Mannetjes.)
202. Blaazenpoot. De Snuit naauwlyks kenbaar:
de Vleugeltjes op het - Agteriyf
neerleggende , dat aan 't end opwaards
kan buigen.
D E R D E RANG.
D O N S V L E U G E L I G E .
203. D ag-Kapel, De Sprieten naar ’t end .toe
dikker: de Wieken opftaande.
204. Pylstaart. De Sprieten in ’e midden
dikker.
205. Nagt-Kapel. De Sprieten aan't end dunner
of fmaller.
V I E R D E R A N G .
PEESVLEU GELIGE.
206. juffer, De Staart gevorkt: de Bek met
Nypers: de Wieken uitgefpreid.
207. Haft. De Staart met twee of drie Draa^
I. Deel. ix , Stuk, H 2 den;
V .
A fdeel#
U.
H oofdstuk,
«