i ö 2 B e s c i u ï v i n o VAK
V. d e , den bovenften Mond van de Maag, dié
f t FDEEL ® ^
IVt . meteen zeer groot getal puntjes, als Tanden,
Hoofd- is bezet, in zes ryën geplaatft, en holle Pyp*
R£ljhr. ies uitmaakende die eenigermaate fchynen o-
vereen te komen met de byhangzels aan de
Rob der Viffchen: dat is te zeggen; hun gebruik
is even onbekend. Laager of verder
naar agteren aan de Maag zyn nog meer derge-
lyke Pypjes. Zy maaken een getal van ver boven
de honderd uit. Voorts vindt men, in de
Maag, een menigte van Lugtvaatjes ingeplant,
en nevens dezelve leggen, zeer fraay gefchikt,
eenige Vaatjes , die men , (in navolging van
M a l p i g h i u s , ten opzigt van den Zyde-
worm,) de Saffraankleurige zou kunnen noe*
men. Voorts loopt de Maag uit in een dikken
Darm, die altoos vol gepropt is met Vuilighe«
den, welke in figuur zeer naarRöttekeutels ge-
lyken, maakende dat de Worm, aan ’t end*
blaauwagtig doorfchynt.
Herfenen ' S w a m m e r d a m , wiens onvermoeide vIvé <ïn Zenuwen.. J
in het optleeden der Infekten onverbeeldelyk
was, heeft zelfs het Zenuwgeftel daar in na-
gefpoord. De Herfenen, zegt hy, leggen in
»Hmi/pU-de Kop en beftaan uit twee halve bolletjes*,
die met elkander een ligbaam formeeren, daar
men, van vooren, vier kleine Zenuwtjes ziet
uitgaan , en op ieder zyde twee grooter Zenuwen
, die, te [amen loopende , het Ruggemerg
maaken, waar van de Zenuwen z ig , zeer aardig
» door de geheele Tor verfpreiden; gelyk in
zy-
D E T O R R E Nó 163
zyne Afbeeldingen (*) is te zien. Door de
fcheiding of tuffchenwydte van gemelde Zenu- L IV>
wen, die men als een Spleet van het verlang- Hoofd-
de Merg f kan aanmerken, gaat de Keel heen, Rh^ f r\
even als in de Zydewormen. Dus ruften
Herfenen op de Keel en de Maag legt op het
Ruggemerg, *t welk daar van bedekt wordt.
Zelfs verbeeldt hy zig insgelyks de te rug loopende
of weerkeerende Zenuwen f in de Worm | a w n-
ontdekt te hebben, die hy ook af beeldt, voe-
gende ‘er b y , dat hy een byzondere Manier #
had uitgevonden, om de Herfenen en het Merg
van deeze Infekten zodanig te balfemen, dat
menze * zonder weg te droogen, in de natuur-
"lyke Geftalte bewaaren kon.
Van deeze fynigheden afftappende, komen verandering
wy tot de Verandering van. den Kwatworm der ‘1CU1? ?•
Rhinofter - Torren. Wanneer zy daar aan toe
zyn, kruipenze dieper in de Aarde, Meft of
Run, en maaken zig een Eyrond holletje, dat
van binnen, aan alle kanten, zeer glad en als
gepolyfl zig vertoont. Hier in blyveuze dan
ftil leggen, en worden, zo door het loozen der
Vuiligheden als door de üitwaafemiDg van vee.
Ie Vogten, allengs dikker en korter, en tevens
rimpeliger dan te voorendes het fchynt o f zy
uitteerden. Ook vertoont z ig , in ’t eerft, geeri *
blyk der uitwendige Lighaamsdeelen, door de
Huid heen; hoewel zy daar mede, onder de
Huid jf
B'jbel der Natuur. P X,. XXVII. 5c XXYIIX.
ï . De e l . IX. Stu k . L 2