V. gemeen Gevoelen om ver te ftooten; zo min
Afdeel. ajs ^ hy cjeeze Biches, in en om de Stammen
Hoofd- van half verrotte Elfchenboomen, in menigte
vtie&nd Sev0Qden hadt. W y gelooven v a lt , dat de
Hen. ongchoornde, hoewel kleiner, de.Wyfjeszyn
van het Vliegend Hert,
Het bmine Zyne twee andere; Soorten van die Familie
Rheetje. behooren tot twee volgende Soorten van onzen
Autheur, Ik zal dan alleen maar ipreeken
van die der tweede Familie, door hem genaamd
la Chevrette brune, dat is het bruine Rheetje,
't welk hy omftreeks Parys waarnam. Dit ver-
fchilt van de gewoone Vliegende Herten, niet
alleen doordien de Schilden der Vleugelen ge-
ftippeld en geftreept zyn , maar bovendien
door de figuur der Sprieten, welke in ’t midden
niet geknakt zyn en het eerlte Leedje niet
langer hebben dan de andere Leedjes. Ook
zyn de zydelingfe Blaadjes , aan ’t end der
Sprieten, zo lang en kennelyk niet, als in het
gewoone Vliegend Hert. Het Borftftuk, breed
en weinig gezoomd, heeft een zonderlinge gedaante
; zynde voorwaards vierkant en agter-
waards rond. Het vertoont zig, door ’t Mi-
kroskoop gezien , met Stippelen o f indruk-
z e ls , zo wel als de Kop, waar van de Nypers
Hoornagtig getakt en vry groot zyn , aan ’e
end Vorkagtig verdeeld met twee fcherpe Spitten
, waar tuffchen nog een klein Tandje, De
langte, van het geheele Infekt, was iets meer
dan een vierde Duims.
De Vliegende Herten zyn in alle Bofchagtï-
ge deelen van Europa, zo ’t ichynt, gemeen. IV. ‘
Men vindtze in Italië, in Vrankryk, inDuitfch- H oofd-
land en zelfs in Sweedeu, alwaar menze Horn-
oxe of Ekoxe, dat is , Eiken-Stier noemt; zo
wegens de Hoornen, als om dat zy zig meelt
op de Eiken onthouden. Dus vindt menze ook
in ’t Stigt, in Gelderland, in Overylfel en andere
deelen van ons Nederland , waar Eiken
Bolfchen zyn. R a y merkt aaD, dat zy in fom*
mige Landftreeken van Engeland zeer gemeen
zyn; gelyk by Branfotiy alwaar menze noemde
Branfon - Bucks; als ook by Colchefter in t
Graaffchap Elfex, van waar hy eeD groot Wy fje
had gekreegen en een Mannetje viermaal zo klein.
Daar is , inderdaad, ten opzigt van de Groot- fch? * z“ ”f
te deezer Dieren een aanmerkelyk verfchil. zaam.
Een heb ik ’er, van drie Duim met de Hoornen
lang, twee anderen van twee en nog twee
anderen van naauwlyks anderhalf Duim langte*
L in NjEüs merkt aan , dat zy driemaal zo
klein in Amerika voorkomen: doch onder de
Gehoornde Torren, welke Juffrouw M e r ia n
in de Weltindiën gevonden heeft, is ’er geene
die volmaakt naar het Vliegend Hert gelykt,
of het moeit naar het Wyfje zyn. In de Verhandelingen,
egter, der Koninklyke Sociëteit
van Londen, wordt gefproken van een Tor met
Hoornen, naar die der Herten gelykende, welke
in Virginie en Nieuw Engeland, van de Eu*
ropeaanen , die aldaar woonen, het Vliegend
STUK.
P'liegend
H e r t .