V. die op de piantgewaffen zig onthouden, en daar
Afdskl. op aazen. zy 0p de gjaden} Bloemen, Vrug-
Hoofd- ten, of wat gedeelte het ook z y : de Tweede
stuk. (je genen, die in ’t Water leeven, gebooren
worden en fterven. Hier onder b'egrypt hy
ook de zodanigen, die voorkomen in Sappen
uit Planten geperft, In de Derde KlafTe verzamelt
hy alle die onder den Grond huishouden, zo
in de Aarde, als in'Zand, in Slyk of Steenen ,
in Schulpen buiten de Zee en in de Beenderen
van doode Lighaamen. Tot de Vierde, einde-
Jyk, betrekt by die Infekten, welke op of in
andere Dieren leeven,
Deeze algemeene Verdeelingen moeiten hem
een groot getal Onderdeelingen uitleveren, en
dus ziet men ook, dat hy ’er tweè.ea-veertig
gemaakt heeft in de Eerlte Klaffe, die ieder
wederom gefmaldeeld moeiten worden. Ook
blykt de Onvolkomenheid van zyne Methode
Zonneklaar, wanneer men agt g eeft, hoe vee-
le Infekten dat ’er zyn, die in een gedeelte
van hunLeeftyd onder den Grond o f in ’t Water,
in een ander gedeelte zig inde Lugt onthouden
en op de PlantgewalTen aazen. De Wormen
of Rupfen, die de Wortels der Planten
afknaagen, zouden zo wel behooren tot zyn
Eerlte als tot zyn Derde Afdeeling. De Pis-
febedden, Oorkruipers en dergelyke Infekten,
kan men geen byzondere Woonplaats toeëige-
nen, zo min als aan de Spinnekoppen, enz.
De Optelling yan andere Schryvers, d ie ,
zo
S H
to voor als na dien tyd, van byzondere Infekten
hebben gehandeld, gaa ik hier voorby. Ik
zal ook niet ftaan blyven op het Werk van
A l b in ( * ) , die, in ’t jaari720, een menig-
te Kapellen van Engeland gekleurd heeft uitgegeven:
noch op de Stukjes van l’A dmi *
k a a l , die voortreffelyk zyn getekend:
noch op dat van den Engelfchman W i l k e s ,
’t welk de Motten en Kapellen van Engeland
Ct)s» even als dat van A l b i n , doch on-
gelyk fraayer, op de Planten , waar menze
vindt, met levendige kleuren affchetft. Zodanige
Werken, hoe koftbaar ook, dienen meer
tot verliering van een Boekery, dan tot wee-
zentlyke bevordering van de Kennis der Na,-
tuurlyke Hiltorie(§).
Ik
ALBIN, Natural Hijlory of Englifh Infehfs. Lond.
7( t ) Wilk e s , Englifh Moths ani Butterflies. Lond. 1747.
Dit Werk is inderdaad voortreffelyk uitgevoerd.
(§) De ft ukken van l ’Adm ir a a l zouden niet alleen tot
dit Oogmerk dienen, maar ook tot meïkelyke opheldering (trekken
van de Hiftorie der Infekten, indien die bekwaame Tekenaar
zyn Ontwerp agtervolgd had, van honderd Plaaten uit te geeven,
met ongevaar vier honderd Bladzyden Letterdruk: daar hy het
tot nog toe by Vyf-en-twintig Plaaten heeft laaten fteeken;
iets 't Welk de Liefhebbers hem niet ligt ten goede houden:
zo min als aan andere zyns gelyken, dat zy de Plaaten opvullen
met Voorwerpen, die het Infekt als geheel verdonke-
en, en niets om ’t ly f hebben dan enkel Sieraad: gelyk de
Afbeelding van geheel bekende Planten en Bloemen, in een
Kruidkundig Werk niet te mispryzen , maar in dit Geval
gantfch overtollig is.
I DEEL. IX. STUK, jp «
V.
A fdeel.
II.
Hoofd«
stuk.
A l b in ,
Adm ir a a l Wilkes.