V. doch by Zomer heeft hy zekerlyk die fterke
Afdeel. m tte gemift, welke plaats grypt aan Muuren,
Hoofd daar de Middag-Zon op fchync. De Metzelaar-
sTUK. By weet zeer wel , dat de Warmte tot uit-
broeding van haare Jongen noodig is , en draagt
daarom wel zorge, van haar Neft niet te maa-
ken aan Muuren, die tegen ’t Noorden ftaan.
Hierom heeft zy ook veel moeite om haar Neft
tegen Infekten die naar Honig gretig zyn ( * ) ,
inzonderheid de Mieren , te verdedigen.
vm. (8) Baftaard-Olyphantje dat graauw is met
^zzgl’ Fluweelagtig dons, en drie bleeke Banden
op de Dekfcbilden heeft.
Langwerpig rood Olyphantje, met de Dek-
fchilden zwart, en daar op een drievoudigen
witagtigen Band; was dit elders genoemd. Het
Fluweelagtig dons, daar het mede bekleed is ,
geeft ’er den Bynaam van zagt aan. Men vindt
het in Europa.
ix. (9) Baftaard-Olyphantje dat zwart is , met
^Bokagdg^ gerimpelde Dekfcbilden.
Al-
(*) De Heer Su l z i e ’heeft dan wel mis, wanneer hy
van deeze Byën zegt. Of zy fchoon geen Honig maaken , heb-
ben zy doch haare Celletjes, waar in zy haare Eiferen leggen,
enz. Kenz. der Inf. Surich 17S1. pag. 6U
(%) Attelabus grifeus pubescens, Elytris fasciis tribus palli-
dis. Syfi. Nat. X. Curculio oblongus ruber, Elytris nigris,
fascia ttiplici albicante. U d d m . Hij. 28. T. t, f. 9.
(?) Attelabus ater, Elytris rugofis S y ß . N a t, X. Curculio
maxb
Allergrootfte zwarte langwerpige Olyphant-
T o r , de Schilden met onregelmaatig Netwerk;
vindt men deezen getyteld. Hy onthoudt zig
in een Soort van Zwam of Paddeftoel, Boletus
fomentarius genaamd.
(10) Baftaard-Olyphantje dat zwart is , met
de Dekfcbilden Peezig en het BorJIJluk
bolrondagtig.
Onder den naam van zwarte Agret-Tor was
dit voorgefteld inde befchryving derSweedfche
Dieren. Men betrekt ’er toe den allergrootften
zwarten rolronden jitteldbiis, met het Borftftuk
dikagtig en Nypers aan den Bek, uit de Verhandelingen
der Akademie van Upfal in Swee-
den: als ook den Boomtor, met een dikken
Hals, van F r i s ch ( * ) ; zeggende dat hy zig
in de Vuiligheden onthoudt, op drooge plaat-
fen en geevende ’er de volgende befchryving
van.
„ Dit zonderlinge Infekt weet ik naauwlyks,
met zekerheid, tot eenig Geftagt te betrek-
,, ken : want het verfchilt van allen in verfchei-
,, derley opzigten. Aan den Bek zyn lange
„ fcherpe Nypers met één Tandje aan de bin-
„ nenkant: het geheele L y f is zwart, met
a, zeer
maximus ater oblongus, Elytris irregulariter reticulatis. U d d m.
H i j . %6. T. I. f. 1.
(10) Attelabus ater, Elytris nervofis, Thoracê fubglobttü«
Syfl. Nat. X. Bupreftis ater. Faun. Suee. JJ+.
(*) Inf. XIII. TH. p. 25. T. XIX.
I. DEEL. IX. STUK, K k 2
V.
Af DE L L,
XII.
Hoofd»
stuk»
x. .
Eupreßoides,
Toragtig.