effen rond en gerand van vooren, maar onge* V.
]yk en ruig van agteren. Uit het midden en
agterfte deel komt de Hoorn voort, die dun Hoofd*
is, maai' fterkj ma^tig geljoogen, agterwaards STÜ1C
tot boven de Dekfbhilden komende met zya
punt* De Schouders zyn ruig en effen, maa*
kende, met den Kop, omtrent de helft van ’t
geheele Lighaam uit. De Dekfchilden heeft
hy zeer fterk en geftreëpt o f geribd.
,, DitSchepzel is in de Werktuigkunde zeer
i, geoefend; (zegt B rowke ) toonende ons *
,, dagelyks, het gebruik van de Stut* Hef*
,, boom en Rafp of Zaag* Want met zyn op*
„ ftaande Hoorn, neemt men waar, dlat deeze
j, TorSteenen opligt en omrolt, als ook klom-
„ pen Aarde en Vuiligheid, vier of vyfmaalzo
„ groot als hy zelf is. Hy brengt den Kop
„ onder de Laft, en legt den Hoorn zo vet
j, agterwaards als hy kan ; dan doet hy dien *.
„ door de Spieren voorwaards gaan* en be*
j, weegt dus den Steen; waar op hy weder het
j, L y f voorwaards brengt), om die zelfde ma*
„ nier van werken te hervatten. Zyne fterke
j, Ledemaaten dienen hem zo wel om te graa-
,, ven, als om zyne Wooning fchoon te maa*
„ ken” . Hier uit blykt wel, waarom hy hem
Drektuimelaar noeme, maar niet wat de reden
zy van den bynaam van Beul, dien ’er L in*
N/eus aan geeft.
Uit de Verzameling van den Heer W . v a n p i . Lïxit
ï)rr M eu l en is my onder anderen een zeer >£' u
ï. Deel. IX. Stuk. M s raa«