jfoi B. E S C H li Y V I N G V A «
V. geel, een weinig doorfchynendë. Ook is dee.
Afoeël 2e f j aajrjger (zegt hy) dan de groote; wes-
Hoofd- halve fomniigen hem de Wollige Boamtör noe.
STÜK- men, en dienaam zöu eigener zyn dandenaam
gin-y-Kever. ’ Jfe ,
van Kever, alzo hy datUitftek van agteren, t
ivelk fommigen een Staart noemen, niet heeft. Dé
Wolligheid op Zyda geeft hem anders een mer-
kelykcgelykheid met den Mey-Kever. Men vindt
hem, zo wel als die, in Gelderland en het Sticht.
’ t Verfchil der manieren van Verdeeling veroorzaakt
een byzondere fchikking in deeze eri
andere Mekten. Dcétor S co p o l i , die de
Onderdeelingen der Torren af leidt van het
getal der Tandjes of Stekelswyze Puntjes aan
de Voorpooten, maakt zyn eerfte Artikel van
deezen, die maar één zulk Tandje heeft en dé
Mey-Kever o f Molenaar drie. Dus wordt dezelve
van G eof froy ook in een andereFd-
milie van Torren geplaatft, om dat de Knods-
jes der Sprieten niet in zevenen, maar jn drieën
gekloofd zyn, gelykerwys in de St. Jans-Ke-
Kevertjes, in de Mefttorren en de meefte anderen.
Gemelde S c o poli merkt aan , dat
deeze Torren in de Hondsdagen voor den dag
komen, en zig voornaamelyk op de Lindeboo-
men onthouden. Hy hadt omtrent Idr iain de
Maand Juny, een aanmerkelyke verfcheiden-
heid daarvan gezien, die een weinig kleiner
was, met de Schilden donker geftreept , en -
het Onderlyf zonder wit Haair; de Voor-poo-
ten drietandig hebbende. Of hy deezen met
en
toÈ T ö r r e ï t . 223
en benevens de.Rhinofter-Torren, Mey.Kevers V,
en andere, te regt onder de genen telt die de
Rupfen verjaagen, door dien zy de Bladen der Hoofd*
Boomen opceten, zou ik twyfelen : hoewel , STÜK* ,
• . , i r 7 juuy-Kever*
het waar is, dat de Kuplen dan Voedzel ontbreekt.
Het is waarfchynlyker , dat zy de
Rupfen de Boomen helpen kaal eeten* Ook
fielt hy dat de Mefttorren de Wortels der Plan-i
ten voeden ( * ) : ’t welk immer zo duister is.
Ik Eoeme hem met F r i s c h , die ’er een
redelyk goede Afbeelding van geeft, den Ju-
nius o f Juny-Kever ; hoewel dezelve , zegt
h y , wanneer het Saizoen hem niet gunftig is,
fomtyds eerft in July, des avonds, de Menfchen
om het Hoofd fnort. V-eelen houden dezen, zo
hy wil, voorden Mey-Kever, daar hy egter in
Kleur van verfchilt, komende; bovendien wel een
Maand laater te voorfchyn. Zie hier wat hy
omtrent de Verandering heeft waargenomen*
. ” De Worm is ongevaar een Duim lang en een
» vierde Duims dik, witagtig, en op de Zyden,
„ aan ieder Ring, met een geele Stip o f Spie.
„ geitje voorzien , dat door zyn Knopje de
j, Zyden voor het wryven tegen de ruuwe
„ Aarde befchut. Op de Rug is dezelve glad,
i, hebbende den Kop plat en geel, en de Ny-
„ pers veel langer en fpitfer dan andere Kwat-
„ wormen. Voorts vertoont hy zig nagenoeg
als
(*) Phyllapbagï larvas Lepidopterorum fugant. Sterord
xadiccs Plantarum nutriunu Enttml, Carniolka. pag. 2.
L Deel. ix. Stuk.